Hallo,
Als onderwerp voor mijn profielwerkstuk heb ik gekozen voor de natuurkundige aspecten van MRI. Er was echter iets waar ik niet helemaal uit kwam bij de beeldvorming en dat had te maken met de K-Ruimte. Ik heb het principe als volgt begrepen:
Ontvangen signalen zijn ingewikkelde sinusoïden, opgebouwd uit allerlei "basissinusoïden". Fouriertransformatie van alle signalen uit de K-Ruimte geeft het spectrum frequenties en amplitudes weer van de sinusoïden waaruit het signaal is opgebouwd. Dit spectrum vormt in de fase-encoderingsrichting sinusoïden, waarvan de Fouriertransformatie een piek geeft bij de bijbehorende fasen. Frequentie en fase geven dan de ruimtelijke coördinaten weer, vanwaar het signaal afkomstig is en de grootte van de piek de grijswaarde en dus stelt iedere sinusoïde die onderdeel is van het totale, ontvangen signaal een bepaald pixel voor met een bijbehorende "kleur". Het resultaat hiervan is dat wanneer alle pixels op hun juiste ruimtelijke plaatsen samen worden genomen, je de gewenste afbeelding krijgt.
Ik vrees dat deze redenering al snel mank gaat, maar meer heb ik er helaas niet van kunnen maken. Kan iemand mij vertellen in hoeverre dit klopt?
Met vriendelijke groet en bij voorbaat dank,
Philip Voets