Dag Charlotte,
Ja, als je een losse snaar aanslaat, trilt hij vooral in de grondtoon. Maak je in een verduisterde ruimte van opzij een flitsfoto van de snaar, dan zie je dat de snaar aan de beide uiteinden geen uitwijking heeft (knopen aan de uiteinden; daar zit hij immers vast aan de gitaar o.i.d.). Je ziet ook dat de snaar in het midden de grootste uitwijking heeft (buik in het midden). De snaar staat op de foto in een boog, die enigszins lijkt op een "halve sinus". Kennelijk trilt de snaar bij voorkeur op de meest eenvoudige manier.
Op de keper beschouwd doen er dikwijls ook enkele boventonen mee. Bij de eerste boventoon: geen uitwijking aan de uiteinden en ook niet in het midden; er is een buik op een kwart en een buik op driekwart van de snaarlengte. Het zijaanzicht lijkt op "een hele sinus". Analoog bij de tweede boventoon: tussen de eindknopen twee tussenknopen en drie buiken. Dit lijkt op "anderhalve sinus".
Schets die drie trillingswijzen maar eens onder elkaar...
De snaar lijkt zich te gedragen volgens het motto "waarom ingewikkeld trillen (boventonen) als het ook eenvoudig kan (grondtoon)". Zoek er niet te veel achter...
Als je de snaar op een welgekozen plaats licht aanraakt met de vinger (maar de snaar niet vastdrukt), kan de snaar niet langer in de grondtoon trillen. Dan treden de boventonen op de voorgrond: je hoort een hogere flageolettoon.
Groeten, Jaap Koole