momentenwet
sabine stelde deze vraag op 23 augustus 2007 om 21:52.Een horizontale plank met een massa m=10,0kg wordt aan één zijde ondersteund door een scharnier en aan de andere zijde door een elektronische weegschaal. De afstand tussen beide steunpunten bedraagt 2,00 m
Op deze plank ligt een persoon van 70,0 kg.
De aflezing op de weegschaal bedraagt 47,0 kg
Op welke afstand van de scharnier bevindt zich het massamiddelpunt van deze persoon?
a 1,10 m
b 1,20 m
c 1,30 m
d 1,40 m
Ik kom er niet uit bij deze vraag. Ik weet dat ik het een en ander met de momenten moet doen, maar het lukt niet.
het goede antwoord is trouwens B
Reacties
Dag Sabine,
Eerst en vooral schetsen, anders zie je niet wat je doet. En meestal zie je in je schets in één oogopslag wat er aan de hand is.
Plank (bruin) en persoon (blauw) oefenen samen een kracht uit, elk met een eigen arm. Dat geeft een resulterende kracht (groen) met arm 2,0 m om draaiingsas "scharnier" (links). (die resulterende kracht moet worden gecompenseerd met een even grote maar tegengesteld gerichte kracht van de veer (van de weegschaal), en die heb ik niet getekend.)
Waar waarden gegeven zijn heb ik die in de schets ingevoerd. Alleen de x ontbreekt, die is gevraagd.
Nou kun je natuurlijk alle massa's in zwaartekrachten gaan omrekenen, en vervolgens op het eind de resulterende zwaartekracht weer terug in kilogrammen, maar dat is verloren moeite. Even stiekem doen alsof moment = massa x arm.
Dat gaat vast lukken?
Groet, Jan
Even kijken of ik het nu goed doe.
F x r = F x r (plank) + F x r (persoon)
47 x 2,0 = 94
plank = 10 x 1,00 = 10
94 = 10 + 70r
84 = 70 r
r = 1,20
heb ik het zo goed gedaan?
Dag Sabine,
Bijna goed: bij je uitkomst "r = 1,20" hoort de eenheid te staan.
Wat betreft het "stiekeme gedoe" van Jan van de Velde: bij een open vraag zou het netjes zijn te vermelden "In de hefboomwet vul ik massa in plaats van kracht in.". Dan laat je zien dat je heus wel weet dat de hefboomwet is F*r=F*r en niet m*r=m*r.
Groeten, Jaap Koole
Hoi,
Ik snap helemaal niks van de momentenwet. Maar ik heb morgen een SO en onze leraar wil het niet uitleggen! HELP
Wat is een rol?? en waar vind ik de massa van een rol?
Klopt het dat je dan Bij.Vrb. 1,0 N delen door 10 om de massa te krijgen?
Wat is de afstand (rol tot het steunpunt) ????
HELP
Mark
Dag Mark,
Ik heb geen idee wat je met een "rol" bedoelt, en hoe je darvan de massa uitrekent. Dan zul je echt wat meer context moeten geven, de letterlijke, en de hele opdracht bijvoorbeeld.
Ik kan me geen leraren voorstellen die niks willen uitleggen, of het zou zo moeten zijn dat 'ie dat al drie keer heeft gedaan maar dat toen niemand wou luisteren. Dat gebeurt bij mij ook wel eens......
Maar goed, dat doet er niet toe. Ik heb voor mijn leerlingen een elektronische opdracht gemaakt rond de momentenwet, opgebouwd rond een paar java-applets die op internet staan. Zie bijlage. NB: dat opdrachtje is niveau eind vmbo/havo3. Maar hij blijkt wel goed om het principe van evenwicht door te krijgen.Als je daarmee aan de slag gaat zal veel je wel duidelijk worden.
Als je daarna nog duidelijke vragen hebt kun je hier altijd weer terecht.
Hoop je hiermee geholpen te hebben,
Groet, Jan
Bijlagen:
Wat grappig - dit lijkt op de "man op de plank" om zijn zwaartepunt te vinden. Deze methode gaf ik in een antwoord op de vraag "zwaartepunt van een mens" al aan.
Grond idee: de plank kan draaien om het linkerpunt. Met de klok mee door het gewicht van de man, tegen de klok in doordat de (veer in de) weegschaal omhoog duwt en beide krachten krachtmomenten hebben die elkaar opheffen.
(http://www.natuurkunde.nl/vraagbaak/view.do?request.requestId=1213)
Beste Jan,
Heel erg bedankt voor de waardevol materiaal. En dat is ook gelukt.
Ik laat u via hier wel weten als ik nog vragen heb.
bedankt,
Nesar
Bedankt, hoop dat ik er wat aan heb. En mocht ik nou nog een vraag hebben, zal ik die dan op deze pagina zetten?
Gabriella
Een toets tijdens de krokusvakantie?
Voor wat online inzichten helpt misschien (naast het materiaal van Jan - daarop zal hij zelf wel reageren) de volgende applet:
http://home.kpn.nl/h.bruning/applets/draai-evenwicht/evenwicht.htm
En op deze site
http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=705593
De som van alle momenten = 0
Vanaf het schanier punt berekenen.
1.100+700.L-470.2 = 0 (L is de onbekende lengte van de persoon)
100+700.L-940 = 0
-840+700.L = 0
Beetje met de formule heen en weer en dan is het:
L=840/700= 1,2m
ik snap er ondertussen helemaal niets meer van...
Ik dacht dat je M = F × l moest toepassen, alleen ik loop vast op dat ik niet weet welke letter waarvoor staat...
Is er iets van een ezelsbruggetje voor, of moet je het gewoon stampen?
Ik ben benieuwd naar het antwoord, omdat ik straks ook met mijn examens zit.
Nog 1 vraagje; is er hiervan ook een site voor scheikunde? want ik heb beide vakken (op vmbo tl niveau) en ik heb van scheikunde bijna geen lessen gehad.
Groetjes,
Chantal Jansen
Natuurkunde is iets meer dan formuletje stampen. Als je snapt wat er gebeurt dan kun je ook achterhalen waar welke letter voor staat in een formule (want die willen ook nog wel eens wisselen per leerboek).
Maar een moment is het gevolg van een kracht die aan een voorwerp trekt (of duwt) dat om een as kan draaien. En de kracht werkt op een plek van het voorwerp dat niet de as zelf is. Daardoor kan het voorwerp gaan draaien. Bijv. zoals je tegen de buitenkant van een band op een wiel kunt duwen die dan om zijn wielas gaat draaien.
Belangrijk is dat de richting waarin de kracht werkt (of de "werklijn" als je door de pijl van de kracht een lange lijn trekt) niet in het verlengde van de draaias ligt, want dan kan de kracht het wiel niet laten draaien. (zie bijlage) Als ze in elkaars verlengde liggen dan wil de kracht eigenlijk aan het voorwerp trekken ipv het rond te laten gaan.
De mate waarin een kracht kan laten roteren wordt door een getal weergegeven en dat noemen we "het moment". Dat is niets anders dan de vermenigvuldiging van de kracht (in newton) maal de loodrechte afstand van die kracht tot de draaias (in meter). Bij een wiel is dit afstand de straal van wat wiel als je de kracht aan de rand laat werken.
Voorbeeld: een wiel heeft een diameter van 70 cm (dus een straal van 70/2=35 cm = 0,35 m). Je duwt met een kracht van 15 N tegen de buitenrand. Het wiel gaat draaien. Het moment is M = F x L = 15 x 0,35 = 5,25 Nm).
Dus M = F. L = kracht x loodrechte afstand tot draaias
Dag Chantal,
VMBO-TL gebruikt het vmbo-KGT BINAS tabellenboek bij het examen. In tabel 6 vind je het "natuurkundewoordenboekje", bij elke grootheid het symbool, de bijbehorende eenheid en het symbool daar weer van.
bijv: moment.....M.....newtonmeter....Nm
Het is natuurlijk niet handig als je die steeds allemaal moet gaan opzoeken. Mijn eigen vmbo-klassen laat ik de belangrijkste 20 hoofdstuk voor hoofdstuk straal uit hun hoofd leren, die kunnen dan de BINAS pakken als ze twijfelen of in de war dreigen te raken.
Met vmbo-scheikunde kunnen wij je ook wel helpen als het moet, en anders kun je je vragen kwijt in het huiswerkforum van wetenschapsforum.nl. Daar is sinds kort chemieforum.nl in opgegaan. Zeg er dan wel bij dat het vmbo-T niveau is, voordat je allemaal te moeilijke antwoorden gaat krijgen.
Groet, Jan
Een "krachtmoment" is gedefinieerd als een kracht x afstand tot draaipunt.
- Een kracht alleen zal dan zorgen dat een voorwerp gaat draaien. Een tegenkracht moet een even groot krachtmoment hebben om dat tegen te werken, d.w.z. er is geen rotatie.
- Omdat een kracht een krachtmoment heeft, kun je voor andere punten (die daarmee hetzelfde moment hebben) de kracht uitrekenen.
Bijv. Een notenkraker heeft een lengte van 15 cm (0,15 m) en je duwt met 30 N op dat uiteinde. De kraker heeft een V-vorm en dus een draaipunt aan het uiteinde. Dus 15 cm van de plek waar je de kracht uitoefent. Krachtmoment = kracht x afstand = 30 x 0,15 = 4,5 Nm
De noot om te kraken wordt op 6,5 cm van het draaipunt gelegd. De kracht die dan op die noot wordt uitgeoefend kun je uitrekenen: zelfde krachtmoment maar kracht x afstand zijn anders:
4,5 = kracht x 0,065 ofwel kracht = 4,5/0,065 = 69 N Dat is ruim 2,3 x meer dan je met je hand uitoefent. De "hefboom" maakt de kracht groter als de afstand evenveel kleiner wordt.

- Zo ook met een klauwhamer: een lange afstand en kleine kracht wordt een grote kracht op kleine afstand om een spijker los te trekken.

- Ook een deur dichtduwen gaat makkelijker bij de kling aan het einde (grote afstand, kleine kracht) dan dicht bij het draaipunt (kleine afstand, grote kracht).

sarah
hij zegt dat ik gewoon te moeilijk denk, kun je dan uitleggen HOE jij denkt, bij een oefeningetje?
sarah
leraar heeft het al duizend keer uitgelegd dan proberen we het gewoon voor de 1001e keer, zie bijlage.
Groet, Jan