Beste Joop,
Om te beginnen: vragen stellen is nooit verkeerd.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik niet helemaal begrijp wat je bedoelt, maar de energie van het deeltje is nergens, totdat je het deeltje meet. Als je hem meet, dan is al zijn energie daar.
Je zou kunnen zeggen dat de energie is uitgesmeerd volgens de golffunctie, maar er is geen enkele methode om dat te meten, want als je meet waar de energie is, heb je een meting gedaan en is ook meteen bepaald waar het deeltje is.
Je kan het misschien het beste zo zien:
Het deeltje vertrekt ergens en komt, in het geval van het twee-spleten experiment (waar jij geloof ik aan refereert), aan bij de spleten. Hij gaat door alle twee de spleten tegelijk (doordat je niet bekijkt door welke spleet hij gaat) en interfereerd daarna met zichzelf. Hij is dan als het ware op veel plaatsten tegelijk, hoewel je dat nooit kan zien; om het te zien heb je een meting nodig en dat zorgt ervoor dat het deeltje maar op een plaats is. Hoe groot de kans is dat je hem ergens treft, wordt bepaald door de golffunctie, en heeft dus te maken met de interferentie.
Het deeltje wordt dus nergens gecreeerd of zo, dus zijn 'eigen energie' hoeft niet voor handen te zijn, maar hij was er altijd al, alleen op verschillende plaatsen tegelijk.
Als ik jou idee goed begrijp zou het deeltje ter plekke worden gevormd en dat zou dus alleen daar kunnen, waar de energiedichtheid (die dan de golffunctie zou volgen) groot genoeg is (groter dan de massa van het deeltje). Als dat zo zou zijn, dan zou er op plekken waar de golffunctie laag (maar niet nul!!!) is, geen deeltjes worden gemeten. Dat is niet wat er in het echt gebeurd; ze worden daar wel gemeten, maar gewoon met een kleinere kans. Alleen daar waar de interferentie een golffunctie van precies 0 geeft, zijn er helemaal geen deeltjes, maar dat gebied is oneindig klein...
Hopelijk heeft het meer verduidelijkt dan verward...
Groet,
Melvin