Beste Frank,

Het vermogen van een elektrisch apparaat wordt gegeven door
P=U*I, met V de U de spanning en I de stroomsterkte.
Met een hoger vermogen, moet de stroomsterkte dus hoger worden, omdat de spanning vaak vastligt door de spanningsbron.

Het vermogen wat aan warmte verloren gaat is:
Pwarmte = I^2*Rwarmte

Hierbij is Rwarmte gelijk aan Rtotaal*(1-n) waarbij n gelijk is het rendement.

Bij hogere stroomsterkte is dus een hogere warmteontwikkeling.

Groet,
Melvin

Dag Frank, Melvin,
In aanvulling op Melvins antwoord op Franks eerste vraag nog het volgende.
Als de motor onbelast draait, is de stroomsterkte in de motor kleiner dan we verwachten volgens I=Ubron/Rm met Rm is de ohmse weerstand van de motor. Dat komt doordat in de draaiende motor een inductiespanning wordt opgewekt welke, volgens de wet van Lenz, haar ontstaan tegenwerkt. Deze inductiespanning moeten we aftrekken van de bronspanning, zodat de spanning over de ohmse weerstand van de motor kleiner is. Gevolg: een kleinere stroomsterkte.
Als de motor belast wordt, draait hij langzamer en wordt in de motor (gemiddeld) een kleinere inductiespanning opgewekt. Van de bronspanning trekken we een kleinere inductiespanning af, zodat een grotere spanning overblijft. De stroomsterkte neemt hierdoor toe.
Als we verhinderen dat de motor draait terwijl hij wel op de spanningsbron is aangesloten, kan de stroomsterkte zelfs zo groot worden dat de motor doorbrandt.
Groeten, Jaap Koole

Aanloopstroom is de stroom die een motor uit het net opneemt als deze ingeschakeld wordt.

De nominale stroom: is de stroom die de motor uit het net opneemt bij normale omstandigheden.

De nullast stroom: is de stroom die de motor uit het net opneemt zonder belasting aan de as.

De vollast stroom is de stroom die de motor uit het net opneemt met de belasting aan de as.