stralingsdosis, dosisequivalent, vervalvergelijking

Soumaya stelde deze vraag op 25 november 2006 om 17:20.

Ik heb 2 vragen die in het boek systematisch natuurkunde N1 vwo 3 staan

vraag 1: in onze spieren bevindt zich kalium, dat voor een klein deel uit de isotoop kalium-40 bestaat. kalium-40 is radioactief en vervalt onder uitzending van B-straling. De massa van al het kalium in het spierstelsel van een volwassene bedraag 98 gram. er zitten in kalium 1,54*10^22 atomen per gram. kalium bestaat voor 0,012% uit het radioactieve kalium-40.

Hoe moet ik met deze gegevens de stralingsdosis die het spierweefsel in een jaar van kalium-40 maximaal absorbeert berekenen?

vraag 2:  het Radon-222 isotoop vervalt onder uitzending van een A-deeltje. De longen van een mens bevatten gemiddeld 2,5 dm3 lucht. Is dit huiskamerlucht dan veroorzaakt het in deze lucht aanwezige radon-222 in de longen een stralingsdosis van 5,3*10^-14 W.

a)toon aan dat de gemiddelde activiteit van radon-222 per kubieke meter ingeademde 'huiskamerlucht' 24 Bq bedaagt.

b) de bestraalde massa van de longen is 0,15 kg. de weegfactor voor a-straling is 20. bereken het dosisequivalent dat iemand per jaar in zijn longen van radon-222 ontvangt, als hij uitsluitend 'huiskamerlucht' zou inademen.

 zou u mij dit uit kunnen leggen?

alvast bedank, soumaya

Reacties

Jaap op 26 november 2006 om 00:46

Hoi,

vraag 1:

aan de hand van deze gegevens kun je het aantal kalium-40 atomen in je lichaam bepalen, stel nu dat alle straling wordt geabsorbeerd, hoeveel is dat dan? Je moet nog wel even opzoeken wat de halfwaarde-tijd is van kalium-40

vraag 2:  het Radon-222 isotoop vervalt onder uitzending van een α-deeltje. De longen van een mens bevatten gemiddeld 2,5 dm3 lucht. Is dit huiskamerlucht dan veroorzaakt het in deze lucht aanwezige radon-222 in de longen een stralingsdosis van 5,3·10-14 W.

Ik snap niet wat je bij vraag 2 precies bedoelt zou je dat nog eens willen verduidelijken? 

Jaap 

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft eenendertig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)