Formule nabijheidspunt

Anne stelde deze vraag op 07 mei 2006 om 15:47.

Hallo,

Ik moet met de opgaven het nabijheidspunt uitreken van brillen en ogen van mensen die bijziend en verziend zijn.
Ik heb deze formule hiervoor:

S= 1/f = 1/v + 1/b = 1/Nb + 1/No = 1/Vo 

(Nb = Nabijheidspunt met het brillenglas
 No = Nabijheidspunte van het oog)

Hoe weet ik of Nb, No en Vo een negatief of positief getal moeten zijn?

Alvast bedankt! 

Reacties

Jaap op 07 mei 2006 om 17:10

Dag Anne,
In je formules hebben de voorwerpsafstanden een positieve waarde. Dat geldt voor Nb, zowel bij verziendheid als bijziendheid.
De beeldafstand van een virtueel beeld heeft een negatieve waarde. Dat geldt voor No, zowel bij verziendheid als bijziendheid. Het geldt ook voor Vo van een bijziend oog.
De beeldafstand van een reëel beeld heeft een positieve waarde. Dat geldt voor Vo van een verziend oog.
Meer uitleg hieronder. 

Vo van een bijziend oog
Het vertepunt van een bijziend oog ligt vóór het oog. Om een ster scherp te zien, heeft een bijziend oog een hulplens nodig: een brillenglas of contactlens. De hulplens maakt een beeld van de ster. Het beeld bevindt zich in het vertepunt van het oog. Het voorwerp (de ster) en het beeld bevinden zich aan dezelfde zijde van de hulplens. Daarom is het beeld virtueel en heeft Vo een negatieve waarde.

Vo van een verziend oog
Kijkt een verziend oog naar een ster, maakt de positieve hulplens van de evenwijdig invallende lichtbundel een convergerende bundel. Als het oog niet in de weg zat, zou deze bundel in één punt samenkomen. Dat punt is het vertepunt van het oog; het ligt achter het oog. Het voorwerp (de ster) en het beeld (in het vertepunt van het oog) bevinden zich aan verschillende zijden van de hulplens. Daarom is het beeld reëel en heeft Vo een positieve waarde.

Nb en No: verziend en bijziend oog
Als het oog met een hulplens een uiterst nabij voorwerp scherp ziet, maakt de hulplens een beeld van het voorwerp in het nabijheidspunt van het oog. Het voorwerp bevindt zich vóór het oog, op een positieve afstand Nb. Het nabijheidspunt van het oog (waar het beeld zich bevindt) ook. Het voorwerp en het beeld liggen aan dezelfde zijde van de hulplens. Daarom is het beeld virtueel en heeft No een negatieve waarde.

Groeten, Jaap Koole

Anne op 07 mei 2006 om 19:11

Bedankt voor de duidelijke uitleg (en snelle reactie!)

 Groetjes Anne

 

Eline op 30 juni 2009 om 16:12

Ook bedankt namens mij,
u legt het beter uit dan mijn natuurkunde boek.
Groetjes!

Jaap op 30 juni 2009 om 16:51
Dag Eline,
Mooi dat het je duidelijk is. Stel gerust meer vragen.
Als natuurkunde duidelijk wordt, komt dat soms doordat de ene uitleg beter bij je past dan de andere ("betere uitleg"). Maar vaak wordt het duidelijk doordat je hetzelfde gewoon nog eens van iemand anders hoort. Op het eind van havo en vwo is het daarom goed om ook een ander boek te gebruiken naast je gewone boek. Zo wordt "Samengevat Natuurkunde" op veel scholen in de examenklas gebruikt naast het gewone boek.
Groeten,
Jaap Koole
marie op 25 november 2010 om 21:45

heel duidelijk uitgelegd, maar wat nou bij oudziendheid, is (b) daar positief of negatief?

Jan op 25 november 2010 om 22:51

Dag Marie,

Oudziendheid mag je natuurkundig eigenlijk gewoon beschouwen als een vorm van verziendheid, maar dan samenhangend met de leeftijd. Niet zozeer dat je lens niet bol genoeg is (of je oogbol te kort) maar simpelweg omdat je je ooglens niet meer bol genoeg kunt maken (het is allemaal een beetje minder soepel geworden) .

Kun je dan met bovenstaande uitleg van Jaap verder? 

Groet, Jan

Keesje op 01 februari 2014 om 14:41

Hallo,

 

Hoe zit dat dan bij Vb?

Theo op 01 februari 2014 om 15:42

Wat is er met vb?

Een oud oog kan niet meer zo goed dichtbij zien omdat de lens niet voldoende gebold kan worden, niet meer zo sterk gemaakt. Daardoor wordt 1/f kleiner (minder sterk) en in de vergelijking

1/v +/b = 1/f 

moet 1/v + 1/b dus ook kleiner worden. De beeldafstand ligt min of meer vast (ooglens - netvlies afstand), dus moet 1/v veranderen. 1/v wordt kleiner dus v moet groter worden. Blijkt ook, want de krant lezen moet op steeds grotere afstand.

Een leesbril is dan nodig om dit weer te corrigeren. Die lens "helpt" het oog. Waar het oog minder sterk kan zijn, voegt de leesbril deze sterkte toe (dus positief).  Met die lens zorgen we ervoor dat de krant weer op normale afstand, bijv. 25 of 50 cm, kan worden gelezen. De leesbril "projecteert"/"beeldt af" deze krant op een afstand waarop je oog wel goed kan lezen.

Dus stel dat je op 25 cm wilt lezen, maar de krant nu op 100 cm moet houden (zo weinig sterk is je oog). Dan moet de leesbril helpen om een krant die je op 25 cm houdt als het ware op 100 cm afstand wordt gezet (maar dan groot en goed leesbaar is):

Voor de leesbril geldt dan v = 25 cm,  b = - 100 cm (minus want het beeld zit aan dezelfde kant van de leesbrillens als het voorwerp):

1/v + 1/b = 1/25 + 1/-100 = 3/100 = 1/f ofwel f = 100/3 = 33,3 cm

Als je in sterktes (dioptrie) wilt rekenen, moet alles in meters worden uitgedrukt, en dan is   1/0,25 - 1/1,0 = 3/1,0 = 1/f = S = 3,3 dioptrie  (Rechtstreeks kan ook: f = 33,3 cm = 0,33 m,  S = 1/0,33 = 3 dioptrie)

 

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft twee appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)