Dag Lolita,
Deze opgave kun je ongeveer oplossen met de hefboomwet. De staaf blijft in rust. Dus de som van de momenten die de staaf rechtsom proberen te draaien, is even groot als de som van de momenten die de staaf linksom proberen te draaien (afgezien van het teken van het moment).
Linksom werkt de spankracht Fsp, of liever de verticale component Fsp,y daarvan. De arm van deze y-component is (gemeten op mijn scherm van S tot het punt waar het touw aan de staaf vastzit) 13,5 cm. Het moment linksom is ML=kracht*arm=Fsp,y*0,135.
Rechtsom werkt de zwaartekracht Fz op de staaf. Deze grijpt aan in het zwaartepunt Z, dat bij een homogene staaf in het midden van de gehele staaf ligt. De grootte van Fz kun je berekenen. De arm van deze kracht is de horizontale afstand van het draaipunt S tot Z. Op mijn scherm: SZ=1/2*L=1/2*21,5cm. Het moment rechtsom is MR=kracht*arm=Fz*0,1075.
Gelijkstellen van ML en MR levert de verticale component Fsp,y. Met een sin, cos of tan kun je de grootte van Fsp (schuin) berekenen. Controle: moet Fsp volgens je gezond verstand groter of kleiner zijn dan Fsp,y?
Groeten,
Gregorius