Dag Nina en Manon,
Laten we aannemen dat jullie slinger een klein voorwerp is dat slingert aan een licht koord. Met andere woorden: een puntvormige massa aan een koord met verwaarloosbare massa. Dat noemen we een mathematische slinger.
De slingertijd van zo'n slinger hangt af van de lengte L van de slinger: de afstand van het ophangpunt tot de slingerende massa. Dat is waarschijnlijk het goede antwoord dat jullie leraar bedoelt.
Maar het is niet het enige goede antwoord. In de tweede plaats hangt de slingertijd af van de valversnelling g. In Nederland is g=9,81 m/s², maar op de evenaar is g kleiner en op andere hemellichamen (Maan, Mars, ...) heeft g een heel andere waarde. In formulevorm: de slingertijd is T=2*pi*wortel(L/g) met pi=3,14.... Aan deze formule kun je al zien dat T van twee dingen afhangt: van de lengte L en de valversnelling g.
De formule geldt alleen (in goede benadering) als de slinger niet te ver heen en weer slingert. Hoe verder hij heen en weer slingert, hoe groter de slingertijd. Bij kleine uitwijkingen merk je daar niets van. Maar als de slinger bij voorbeeld 70 graden opzij slingert, is het verschil duidelijk merkbaar. Dat is het derde antwoord.
Groeten,
Jaap K