Twee vallende voorwerpen

Onderwerp: Kracht en beweging, Rechtlijnige beweging

Een jongleerballetje en een puntenslijper worden vanuit stilstand losgelaten zodat ze naar beneden vallen. De jongleerbal wordt iets eerder losgelaten dan de puntenslijper. In deze opgave rekenen we aan de snelheid en de versnelling van de jongleerbal. Daarnaast kijken we of beide voorwerpen de dezelfde versnelling ondervinden.

In onderstaande grafiek wordt de positie van de beide voorwerpen als functie van de tijd weergegeven. De jongleerbal wordt op het tijdstip t = 0,00 s losgelaten. In de grafiek is te zien dat de jongleerbal start op een hoogte van 106 cm en de grond raakt op het tijdstip t = 0,48 s.
De plaats-tijdgrafiek van de twee voorwerpen
a) Laat met een berekening zien dat de jongleerbal een versnelling ondervindt van a = 9,2 m / s 2
b) Bereken het tijdstip waarop de jongleerbal 40 cm boven de grond is.

Ergens halverwege de meting zijn beide voorwerpen in hun val. De afstand tussen de jongleerbal en de puntenslijper is op dat moment 30 cm.

c) Leg uit of dit verschil tussen de twee voorwerpen vervolgens kleiner wordt, gelijk blijft of groter wordt.
d) Leg uit op basis van de vorm van de twee grafieken of de puntenslijper ook een versnelling ondervindt van a = 9,2 m / s 2