Springende larven (Havo examen 2025-1, opg4)

Onderwerp: Kracht en beweging

Examenopgave Havo, Natuurkunde, 2025 tijdvak 1, opgave 4: Springende larven

Onderzoekers hebben ontdekt dat de larven van een bepaalde kever zeer hoog kunnen springen in verhouding tot hun lengte. John en Imani onderzoeken dit.  Van een sprong is een stroboscopische foto gemaakt. Zie figuur 1. De larve is zes keer gefotografeerd tijdens de sprong. Het zwaartepunt Z van de larve is in ieder beeld aangegeven.

Deze figuur 1 is gemaakt met een camera die 132 foto’s per seconde maakt. 

a. Bepaal met behulp van de figuur op de uitwerkbijlage de gemiddelde snelheid van de larve tussen het moment van loskomen van de grond (1) en het bereiken van het hoogste punt (6). Noteer je antwoord in twee significante cijfers. 

Er zijn 5 beeldovergangen. Hieruit volgt voor de tijd: t=51132=0,0379s   Uit de schaal in figuur 1 volgt voor de afgelegde afstand: Δx=5,43,25,0mm=8,4mm   dus: vgem=ΔxΔt=8,41033,79102=0,22ms1  

inzicht dat t=nbeeldovergangen132 met nbeeldovergangen=5 1 punt
bepalen van Δx  (met een marge van 0,3 mm) 1 punt
gebruik van vgem=ΔxΔt 1 punt
completeren van de bepaling en significantie 1 punt

Imani maakt een (v,t)-diagram van de snelheid tijdens het begin van de sprong. Het resultaat staat in figuur 2. 

Imani wil met behulp van het diagram het vermogen van de larve gaan 
bepalen. Hiervoor heeft ze de gemiddelde resulterende kracht Fresgem  over de hele afzet nodig. Ze bepaalt daarvoor de afstand waarover de larve zich heeft afgezet.

b. Leg met behulp van de figuur op de uitwerkbijlage uit hoe Imani deze afstand heeft bepaald. Laat in de figuur zien hoe Imani aan haar antwoord komt. Je hoeft deze bepaling niet uit te voeren. 



Door de oppervlakte onder de grafiek te bepalen tot het moment dat de snelheid weer gaat afnemen.

inzicht dat de oppervlakte onder de grafiek bepaald moet worden 1 punt
in de grafiek markeren van de oppervlakte tussen de oorsprong en het
 bereiken van het maximum van de grafiek
1 punt

Imani heeft de afzetafstand bepaald op 0,72 mm. De massa van deze 
soort larve is 1,3106kg . Uit een energiebeschouwing met de maximale snelheid ve volgt dat de gemiddelde resulterende kracht Fresgem   gelijk is aan 6,1105N .

c. Toon dit aan met figuur 2 en de relatie tussen arbeid en kinetische energie. 

Er geldt: Wtot=ΔEkFresgem=0,5mve20,5mvb2s=0,51,31060,26200,72103=6,1105N

gebruik van Wtot=ΔEk met W=Fs en Ek=0,5mv2 1 punt
bepalen van ve met een marge van 0,01ms1 1 punt
completeren van de bepaling 1 punt

John verwaarloost de zwaartekracht ten opzichte van de afzetkracht. Dus hij gebruikt Fres=Fafzet  John constateert dat de resulterende kracht niet constant is tijdens de afzet. Hij vraagt zich af of hij de springende larve kan modelleren als een veer. Als de larve zich gedraagt als een gespannen veer die zich ontspant tijdens de afzet, zou er moeten gelden dat de maximale resulterende kracht Fresmax   twee keer zo groot is als de gemiddelde resulterende kracht Fresgem   Hij vindt het model acceptabel als blijkt dat de verhouding van die krachten tussen 1,5 en 2,5 uitkomt.

d.Voer de volgende opdrachten uit:
 i)  Bepaal met behulp van de figuur op de uitwerkbijlage(figuur 2) maximale versnelling tijdens de afzet. Laat in de figuur zien hoe je aan je antwoord komt. Noteer je antwoord in twee significante cijfers.


Er geldt: a=(ΔvΔt)raaklijn=0,303,4103=88ms2

tekenen van een raaklijn in het steilste deel van de grafiek 1 punt
gebruik van a=(ΔvΔt)raaklijn 1 punt
ii) Bereken Fresmax  tijdens de afzet. 

Hieruit volgt: Fresmax=ma=1,310688=1,1104N

gebruik van Fres=ma 1 punt
iii) Toon aan dat de larve zich binnen de marge van John volgens het
 model van een veer gedraagt.

Volgens het model geldt: FresmaxFresgem=2 Voor de larve geldt: FresmaxFresgem=1,11046,1105=1,8 (De larve gedraagt zich binnen de marge van John volgens het model van een veer.)

inzicht dat FresmaxFresgem vergeleken moet worden met FresmaxFresgem=2 voor een veer 1 punt
completeren van bepaling en berekeningen en significantie 1 punt

Tot slot willen John en Imani het specifieke vermogen van een mens en van een larve tijdens een verticale sprong vergelijken. Het specifieke vermogen Pspec   is het vermogen per kilogram lichaamsmassa. Voor een gemiddelde mens geldt: Pspec=3,3W  per kilogram lichaamsmassa. De massa van de larve is 1,3106 kg. Tijdens de afzet tot het loskomen van de grond is de gemiddelde snelheid van de larve 0,14ms1 en is de gemiddelde resulterende kracht Fresgem=6,1105N .

e. Bereken hoeveel keer zo groot Pspec   van de larve is tijdens de afzet ten opzichte van Pspec  van een mens. 

De larve levert een (gemiddeld) vermogen van P=Fv=6,11050,14=8,5106W . Het specifieke vermogen van de larve is dan 8,51061,3106=6,6Wkg1 . Dit is 6,63,3=2,0 keer zo groot als dat van een mens. 

gebruik van P=Fv 1 punt
inzicht dat Pspeclarve=Plarvemlarve 1 punt
inzicht dat n=PspeclarvePspecmens 1 punt
completeren van de berekening 1 punt