Tanden tonen herkomst voorouders

Onderwerp: Ioniserende straling, radioactiviteit

Een opgave van de redactie van Stichting Exaktueel. Op basis van artikelen in de media worden opgaven gemaakt die aansluiten bij het natuurkunde-onderwijs in het voortgezet onderwijs.

Bioarcheologe Lisette Kootker wist migratiestromen van onze voorouders in kaart te brengen door te kijken naar de verhouding van strontiumisotopen in tanden bij muizen en bij mensen die in een lang verleden begraven zijn. De NRC berichtte erover in januari 2018. 

Van strontium komen in de bodem twee stabiele isotopen voor: 87Sr en 86Sr. De verhouding van deze isotopen verschilt geografisch. Via grondwater en de voedselketen komt strontium in het tandglazuur terecht. Tandglazuur wordt in de eerste levensfase  aangemaakt en blijft daarna in de tanden aanwezig voor de rest van het leven. Bij mensen en bij muizen.

a) Leg uit hoe uit de verhouding van de isotopen in het tandglazuur kan uitwijzen of de voorouder gedurende zijn leven al dan niet gemigreerd is.

Muizen groeien op en leven tot hun dood in het geografisch gebied waarin ze geboren zijn. De verhouding van de strontiumisotopen is dus die van dat gebied. Als de verhouding in het tandglazuur van de begraven voorouder gelijk is aan die in de muizentand, dan is het eerder mogelijk dat de voorouder is opgegroeid en gestorven in datzelfde gebied. Hij/zij was dan geen migrant. Als de verhouding afwijkt, komt hij/zij van elders.

b) Waarom is het nodig dat de vergeleken isotopen stabiel zijn?

Als een of beide isotopen niet-stabiel zijn, verandert door natuurlijk verval in de loop der tijd de onderlinge verhouding. Dan is niet meer te zeggen of die andere verhouding gevolg is van migratie.

Lisette Kootker maakte voor haar onderzoek een kaart waarin ze Nederland verdeelde in ‘isoscapes’, gebieden die gekenmerkt worden door een specifieke isotopenverhouding, zie figuur 2. In de NRC staat „Met behulp van strontiumisotopen en de kaart kan nu bepaald worden waar mensen in het verleden opgroeiden.”

c) Welke kanttekening kunnen je bij deze uitspraak maken?

Op de kaart zoek je op in welke delen van Nederland de in de tanden aangetroffen isotopenverhouding voorkomt. Meer dan de helft van Nederland wordt gekenmerkt door dezelfde verhoudingen. Een Zeeuw is isotopisch niet van een Alkmaarder of Groninger te onderscheiden. Je weet dus in welke regio’s de begravene opgegroeid kan zijn, niet in welke regio precies.

d) Kijk naar de grenswaarden die gebruikt zijn bij het tekenen van de isoscapes. Met welke significantie kan de isotopenverhouding kennelijk bepaald worden?

De verhoudingen zijn aangegeven met vier cijfers achter de komma en geen ervóór. Dus zijn er hier vier significante cijfers.

Kootker onderzocht tanden op een begraafplaats bij de oude kerk van Oldenzaal, die van de negende tot de negentiende eeuw in gebruik is geweest. Slechts 7 % kwam van buiten de streek.  In de Middeleeuwen was het voor vreemdelingen kennelijk moeilijk om zich in Oldenzaal te vestigen. Een zelfde onderzoek deed ze op een aantal grafvelden uit de IJzertijd (800 – 1000 voor Christus) in het Rivierengebied. Hier kwam bijna de helft van de begravenenvan buiten de streek, wat duidt op omvangrijke migratiestromen.