Stereozicht

Onderwerp: Biofysica (vwo), Licht, Menselijk lichaam (havo), Optica (licht en lenzen) (havo)

Hoe werkt het zien van diepte met twee ogen?

Deze opgave komt uit de lesmethode Overal Natuurkunde (2014) 5 havo, uit het keuzehoofdstuk Menselijk lichaam. Uitgeverij: Noordhoff Uitgevers bv.

Stereozicht is een krachtige diepteaanwijzing. Stereozicht is erop gebaseerd dat je linkeroog zo’n 6 cm verwijderd is van je rechteroog. Je fotografeert een stilstaand object. Je neemt foto 1 op de plaats van je linkeroog, en foto 2 op de plaats van je rechteroog.

Vraag a. Leg uit wanneer foto 1 meer verschilt van foto 2: als het object dichtbij is of als het verderaf is.

Foto 1 verschilt meer van foto 2 als het object dichtbij is. Je kunt dit eenvoudig zelf nagaan.

Houd een voorwerp voor je neus, op 20 cm van je vandaan. Kijk eerst met rechts, daarna met links, en observeer of je hetzelfde ziet of niet. Zet het voorwerp vervolgens op een tafel en loop naar achteren. Kijk wederom eerst met rechts, daarna met links. Wat observeer je nu voor verschillen?

Vraag b. Leg uit dat stereozicht niet werkt op grotere afstanden.

Op grote afstanden verschilt foto 1 te weinig van foto 2. Als er geen verschillen zijn, dan levert stereozicht geen extra informatie op voor de hersenen. Die kunnen er dan dus niets mee.

Vraag c. Probeer te schatten tot welke afstand stereozicht diepteaanwijzingen oplevert.

Het blijkt dat stereozicht tot een meter of vijf werkt.

Vraag d. Ga na met welke monoculaire aanwijzing je exact dezelfde diepte-informatie kunt achterhalen.

Met bewegingsparallax. Als je je hoofd zo’n zes centimeter opzij beweegt, krijg je via
bewegingsparallax dezelfde informatie als via stereozicht.

Vraag e. Leg uit hoe je met deze monoculaire aanwijzing zelfs meer diepte-informatie kunt achterhalen.

Als je je hoofd meer dan zes centimeter opzij beweegt, krijg je meer diepte-informatie (dit werkt uiteraard ook met twee ogen).

Opmerking: er zijn kleine dieren die hiervan gebruikmaken. Bij kleine dieren staan de ogen veel dichter bij elkaar dan bij een mens. Zij hebben dus maar stereozicht tot (bijvoorbeeld) minder dan een meter. Er zijn kleine dieren die voordat ze een grote sprong wagen  (bijvoorbeeld naar een tak), eerst flink met hun hoofd naar rechts en naar links bewegen, zodat ze precies kunnen mikken om op de tak te belanden.