Opgave
a) Zet beide weerstanden op 50 Ω . Controleer met de formule voor parallelschakeling of de waarde van de stroom die ernaast staat klopt.
b) Voorspel wat er gaat gebeuren met de stroomsterkte als de waarde van 1 weerstand omhoog/omlaag gaat. Controleer of je voorspelling klopt aan de hand van de figuur.
c) Verhoog nu de waarde van beide weerstanden. Wat gebeurt er nu? Kan je dat logische beredeneren?
d) Als je nu een weerstand 'oneindig' hoog maakt, wat gebeurt er dan met de stroomsterkte van elke weerstand apart en met de stroomsterkte van beide weerstanden samen? Kan je dat beredeneren?
e) Noem twee toepassingen waarbij het noodzakelijk is dat de weerstand zo klein mogelijk blijft.
f) Welke grootheid speelt een cruciale rol bij het supergeleidend maken van materialen?
Achtergrond
Om de stroom uit te rekenen in een parallelschakeling, heb je eerst de algemene formule I = U / R nodig.
Voor een parallelschakeling geldt nu:
• I = I1 + I2 + I3 + … = U / R1 + U / R2 + U / R3 + … = U * (1 / R1 + 1 / R2 + 1 / R3 + …).
In een parallelschakeling zijn de weerstanden te vervangen door een zgn. vervangingsweerstand:
• I = U / R1 + U / R2 + U / R3 + …= U * (1 / R1 + 1 / R2 + 1 / R3…) = U * (1 / Rvervanging).
Nu delen we allebei de formules door U en voilà:
• 1 / R1 + 1 / R2 + 1 / R3 + = 1 / Rvervanging.