Lesbrief: relatieve beweging (1)

Onderwerp: Rechtlijnige beweging

In een cursus van een rijschool staat de volgende tekst:

"Bepalend voor de duur van de inhaalmanoeuvre is het snelheidsverschil tussen het inhalende en het in te halen voertuig. Indien dit snelheidsverschil erg groot is, is de duur van de inhaalmanoeuvre gering. Is het snelheidsverschil erg klein dan zal de totale duur van de inhaalmanoeuvre erg lang zijn. Deze tijdsverschillen kun je vertalen in afstand. Als de elkaar inhalende voertuigen rijden met een snelheid van ongeveer 100 km/h, is de afstand die de beide voeruigen afleggen elke seconde ongeveer 28 meter. Of een inhaalmanoeuvre nu 15 seconden of 8 seconden duurt, scheelt dus 7 x 28 = 196 meter. Dat is voor een inhaalmanoeuvre, waarbij de tegenligger ook nog eens met dezelfde snelheid nadert, wel iets om over na te denken. Belangrijk is dat je de inhaalmanoeuvre van tevoren goed inschat. Observeer vroegtijdig het verkeer en beslis vroegtijdig of je gaat inhalen."

Als een auto een andere auto inhaalt, wordt de tijdsduur van de inhaalmanoeuvre bepaald door de snelheid van de inhalende auto ten opzichte van de auto die ingehaald wordt. Als je deze tijdsduur gaat uitrekenen, kun je het begrip relatieve snelheid gebruiken. In deze lesbrief ga je leren werken met relatieve snelheden.

Opgave

In de tekst staat dat 100 km/h overeenkomt met 28 m/s. Bereken het correcte antwoord in 3 significante cijfers. Welke optie(s) van de onderstaande vier is/zijn goed? 27,778 m/s Het aantal cijfers achter de komma is hier 3. In totaal worden 5 significante cijfers gegeven. 28,0 m/s Afgerond is het 28 m/s. Er wordt niet om een afronding gevraagd. 2,78.10E1 m/s Het aantal significante cijfers is correct. Je mag dit antwoord ook als 2,78 x 10 = 27,8 m/s schrijven. 27,0 m/s Dit is een verkeerde afronding, afgezien van het aantal significante cijfers.
Hoofdpagina relatieve beweging >> Relatieve beweging (2)