Viscositeiten

Peter stelde deze vraag op 16 januari 2006 om 23:37.
Hallo, Kan iemand mij uitleggen wat de kinematische viscositeit is en de dynamische viscositeit? Ik heb het overal gezocht, maar kon het antwoor niet (of nauwelijks) vinden BVD Peter

Reacties

Sebastien op 17 januari 2006 om 00:25
Probeer dit anders.. http://www.natuurwetenschappen.nl/modules.php?name=News&file=article&sid=542

++++++++++++++++++++++++++++++++++++
DYNAMISCHE VISCOSITEIT
Om het verschijnsel viscositeit wat beter te begrijpen, bekijkt men een horizontale buis, waar een vloeistof met een constante snelheid doorheen stroomt. Men gaat er van uit, dat deze stroming laminair is en wordt veroorzaakt door een constant drukverschil. In deze buis kan men zich twee evenwijdige vloeistofvlakjes voorstellen, die met de stroom meebewegen.




Omdat bij een laminaire stroming in een buis de vloeistofvlakjes in het midden van de stroom zich met een grotere snelheid bewegen, dan de vlakjes aan de rand, treedt een snelheidsverschil (v1 - v2 ) op. Dit snelheidsverschil hangt af van de afstand (l) tussen die vlakjes. De kracht (F), die nodig is om dit snelheidsverschil te handhaven, is afhankelijk van de oppervlakte (A) tussen de beide vloeistofvlakjes.
De schuifspanning (F/A), die nodig is om het snelheidsverschil (v1-v2) over een afstand (l) te handhaven, noemt men de dynamische viscositeit (n). Dus: n = (F/A*l)/(v1-v2)
Drukt men de schuifspanning uit in N/m2, de lengte in m en het snelheidsverschil in m/s, dan vindt men: m/s
of in grondeenheden kg/(m • s) ; (1 N = 1 kg • m/s2).
Men drukt de eenheid van dynamische viscositeit uit in poise (P), afgeleid van de naam van de natuurkundige Poiseuille. 1 P = 0,1 kg/ (m s) in de praktijk gebruikt men meestal centipoise (cP).

KINEMATISCHE VISCOSITEIT (v)
Bij de dynamische viscositeit is men uitgegaan van een constante stroomsnelheid, die veroorzaakt werd door een constante druk. Bij het meten van de viscositeit in de praktijk maakt men echter gebruik van een verticaal opgestelde buis, waar de vloeistof doorheen stroomt onder invloed van zijn eigen gewicht. Houdt men in dit geval de hoogte van de vloeistofkolom constant, dan zal de uitstroomsnelheid tijdens de proef weliswaar constant zijn, maar afhankelijk tijdens de proef van de volumieke massa van de te onderzoeken vloeistof. De uitstroomtijd, die men op deze manier kan meten is recht evenredig met de dynamische viscositeit (n), maar omgekeerd evenredig met de soortelijke massa (p), m.a.w.: t = n/p [êta/rhô]
Het quotiënt n/p [êta/rhô] is van veel belang, niet alleen in verband met de viscositeit, maar ook bij het ontstaan van turbulente stroming. Men noemt dit quotiënt de kinematische viscositeit (v). Dus: v = [êta/rhô]
Drukt men n [êta] en p [rhô] uit in eenheden, dan vindt men: [kg/(m.s)]/[kg/m³] = m²/s en m²/s  is in het Sl-stelsel de eenheid van kinematische viscositeit. Deze eenheid noemt men stokes (St) naar de Engelse natuurkundige van die naam. In de praktijk gebruikt men vaak de centistokes (cSt).

Viscositeit kom je niet alleen tegen bij brandstoffen en smeerolie, maar bij zeer veel (alle) vloeistoffen.

**arjen**
+++++++++++++++++++++++++++++++++

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft twintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)