kogel - arbeid en kinetische energie

Anna stelde deze vraag op 08 maart 2021 om 18:40.

Een kogel van 40 g krijgt aan het eind van een loop van 0,75 m een snelheid van 600 m/s .
1. Bereken de kracht die op de kogel is uitgeoefend.
2. Hoe groot is de gemiddelde snelheid?
3.Hoelang duurt het afschieten ?
4.Waarom is een kanonsloop zo lang? 

Reacties

Jan van de Velde op 08 maart 2021 om 18:53
dag Anna,

Wees je ervan bewust dat we geen pasklare antwoorden sturen, maar tips waarmee je zelf het probleem op kunt lossen. Daar leer je het meeste van.

 We zijn dus geen digitaal uitwerkingenboekje.

Begin eens met te vertellen wat je hiervan zelf al kunt, en waarop je onderweg vastloopt. Dan helpen wij je over die drempel heen.

Enneh, welk niveau/leerjaar zit jij?

Groet, Jan

Anna op 08 maart 2021 om 20:22
bij de vgem bijvoorbeeld:
vgem = 0,75 : delta t
maar hoe weet k de verandering in t?
Anna op 08 maart 2021 om 20:30
Ik wil geen antwoorden, ik wil de aanpak weten. 
Ik heb op 17 mei een natuurkunde examen en vond deze vraag op een site dus vandaar, haha
Theo de Klerk op 08 maart 2021 om 20:53
Er schijnt impliciet te worden aangenomen dat het een eenparige versnelling is.
Wat is dan de formule voor de afgelegde weg (hier 75 cm) met de tijd?
Wat was de beginsnelheid?
Blijf je met 2 variabelen zitten: versnelling a en tijd t
Maar er is nog een ander gegeven: eindsnelheid. Te bereiken in dezelfde tijd t.
Wat is de formule voor de snelheidstoename bij eenparig versnelde beweging met versnelling a?
Druk t uit in a.
Vul dat in in de eerste formule die zowel a als t bevatte en alleen a blijft als onbekende over.
Die kun je dan berekenen.  De rest gaat dan hopelijk ook

Een andere, simpeler, benadering is via snelheid: aannemend dat de versnelling constant is, neemt de snelheid toe van 0 naar 600 m/s. Wat is dan de gemiddelde snelheid in de loop van het geweer? Hoe lang deed de kogel er dan over om uit die loop te komen? 
Als je dat weet, weet je de versnelling ook (a = Δv/Δt).
En F= ma. Als eerste gevraagd, als laatste opgelost.
Anna op 08 maart 2021 om 21:50
delta s= v x delta t

0,75 = 600 x delta t

delta t = 1,25 keer 10^-3
klopt dit?
Theo de Klerk op 08 maart 2021 om 21:59
Δs = v Δt
Klopt. Maar wat is  s(t) = ...
Anna op 08 maart 2021 om 22:41
klopt het dat de versnelling dan 4,8 x 10^5 is. want a = v/t, of moet ik 4,8 delen door 2?
Theo de Klerk op 08 maart 2021 om 23:19
Geen idee - ik zit dat allemaal niet na te rekenen. Waar komen die v en t waarden ineens vandaan? Laat eens zien wat je doet. Delen door 4,8 of 2? Waarom dat nu weer?
Anna op 08 maart 2021 om 23:49
detla s= v x delta t

0,75 = 600 x delta t

delta t = 1,25 x 10^-3 

 

a = dv/ dt

a = 600 / 1,25 x 10^-3 = 480000  = 4,8 x 10^5  m s/^-2
Theo de Klerk op 09 maart 2021 om 01:31
0,75 = 600 x delta t
600 m/s is de eindsnelheid. Niet de gemiddelde snelheid dus 600 t is niet 0,75 m

Als  v = at en a constant, dan neemt v lineair toe en kun je als gemiddelde (600+0)/2=300 m/s nemen.
Dan is de looptijd  s/v = 0,75/300 s
Jan van de Velde op 09 maart 2021 om 07:13
dag Anna,

dit is een puzzeltje 
dus dan zet je netjes op een rijtje wat je weet:

m= 40 g (= 0,040 kg) 
s= 0,75 m
veind = 600 m/s
vbegin = 0 m/s
F= ??
vgem= ??
t = ??

met m, s en v kun je geen F uitrekenen.
Dan komt de tegeltjeswijsheid:


Pak er een formuleblad bij als denkhulpje en zoek eens uit wat je wèl kunt uitrekenen met die gegevens, of dat nou direct nuttig lijkt of niet. Net als het pulken aan een knoop. Je trekt wel eens voor niks ergens aan, maar draadje voor draadje komt het los.

Bijvoorbeeld, met een m en een v denk ik dan aan Ek = ½mv².

Of met een begin- en eindsnelheid, kun je daar iets mee? 

Op den duur krijg je zo een dotje extra gegevens.
Verder bladerend door mijn formuleblad zie ik ook nog allerlei zaken met een s,
zoals W= Fs 
hee, als ik dat nou eens combineer met mijn eerder gevonden Ek ?  

Dan nog een paar rukjes, en heel de knoop is los.

Groet, Jan
toppertje
Jaap op 03 maart 2022 om 02:14
Dag Anna,
Om vraag 1 te beantwoorden, kun je wel eerst de versnelling a berekenen.
Maar die hebben we verder niet nodig.
Een eenvoudiger aanpak is met de relatie tussen arbeid en energie, Wtotaal=ΔEk.
ΔEk=½·m·veind²=½·0,040·600²=7200 J
Wtotaal=ΔEk → F·s=F·0,75=7200 → F=7200/0,75=9600 N=9,6 kN
Groet, Jaap
Theo de Klerk op 03 maart 2022 om 09:29
> Wtotaal = ΔEkin

Wel een aantekening hierbij: dit is alleen waar als alle toegevoegde energie W in kinetische energie wordt omgezet. Als ook nog wrijving moet worden overwonnen, er warmte ontwikkeling is of andere "energiesnoepers" dan is de geleverde energie W de bron voor al die soorten en is alleen wat overblijft beschikbaar voor snelheidsverandering en kinetische energie.

Sommige methoden suggereren onterecht dat altijd de hele energietoename (door arbeid) W in kinetische energie wordt omgezet.
Jaap op 24 maart 2022 om 17:37
Dag Theo,

Ter informatie: de relatie tussen arbeid en energie, Wtotaal=ΔEk, geldt niet alleen als de totale arbeid Wtotaal die op een star lichaam wordt verricht, louter in kinetische energie wordt omgezet. Deze relatie uit de natuurkunde van voor 1900 geldt ook als bij voorbeeld door een wrijvingskracht warmte wordt ontwikkeld, als de zwaarte-energie van een massa verandert of een spiraalveer wordt ingedrukt. Het gaat hierbij om de totale arbeid, dat wil zeggen de arbeid die alle op het voorwerp werkende krachten samen verrichten, over de hele afstand. Met 'energie' wordt louter de kinetische energie bedoeld.

Een voorbeeld om aan te geven hoe het bedoeld is. Een blok van 6 kg schuift met een beginsnelheid van 3 m/s omhoog langs een helling.
Met een constante spierkracht van 44,6 N duw je tegen het blok over een afstand van 30 m. Je spierkracht is evenwijdig aan de helling, omhoog.
De zwaartekracht op het blok is 60 N met g=10 m/s². Langs de helling beweegt het blok 7 m verticaal omhoog.
Onderweg werkt een schuifwrijvingskracht Fw=29 N van de helling op het blok. Op het blok werken geen andere krachten die arbeid verrichten.
Aan het eind van de 30 m is de snelheid 5 m/s.
De totale arbeid is Wtotaal=Wspier+Wz+Ww=44,6·30–60·7–29·30=48 J.
De kinetische energie neemt toe met ½·6·5²–½·6·3²=48 J.
Aan Wtotaal=ΔEk is voldaan.

Deze relatie wordt bewezen in diverse mechanicaboeken en maakt deel uit van de leerstof voor het centraal examen havo en vwo. De syllabus vermeldt Wtot=ΔEk voor de havo en ΣW=ΔEk voor het vwo.

Er lijkt soms een misverstand te bestaan over de relatie tussen arbeid en energie.
Zie bij voorbeeld https://www.natuurkunde.nl/vraagbaak/80411
waar de relatie 'gezwam' wordt genoemd en wordt gesteld 'Dat is alleen correct als er geen hoogteverandering is en geen wrijving'.

We kunnen dit voorbeeld natuurlijk ook behandelen met de wet van behoud van energie.

Groet, Jaap
Theo de Klerk op 24 maart 2022 om 20:21
>Met 'energie' wordt louter de kinetische energie bedoeld

Wat er bedoeld wordt interesseert me niet zo. Alle arbeid of alle energie die aan een voorwerp wordt toegekend kan in allerlei vormen van energie worden opgeslagen  - deels of alles in beweging of kinetische energie. Wtotaal = ΔEkin is in zijn algemeenheid dus niet waar. Wat men ook bedoelen mag.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft eenentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)