> De jongen heeft een sterkte van 0,75 dpt.

Daar kan ik me niks bij voorstellen.  Je bedoelt waarschijnlijk zijn ogen zijn verziend en hij heeft een bril nodig van + 0,75 dpt. 6 jaar oud of 80 jaar doet in dit geval weinig ter zake (hooguit dat +0,75 dpt geen leesbril is voor oude mensen).

Boek wordt op 50 cm gehouden en is scherp af te beelden. Dan is de voorwerpsafstand door de bril 50 cm. 
1/f = 0,75 = 1/v + 1/b = 1/0,5 + 1/b 
Je kunt dan berekenen op welke afstand de jongen het boek door de bril "ziet" en blijkbaar nog goed kan lezen:

0,75 - 2 = - 1,25 = 1/b  zodat b = - 0,80 m  (min want beeld en voorwerp zitten aan dezelfde kant van de bril). 
Een verziende heeft het probleem dat alles pas vanaf zekere grote afstand scherp gezien kan worden. De bril zorgt er dus voor dat alles wat te dichtbij staat ahw verderop geprojecteerd wordt zodat hij het wel scherp kan zien.

Heel fijn voor de reactie! Alleen snap ik het volgende stukje nog niet helemaa:

0,75 - 2 = - 1,25 = 1/b zodat b = - 0,80 m (min want beeld en voorwerp zitten aan dezelfde kant van de bril).

De -2 snap ik niet en de -80m niet. Voor de rest snap ik het stukje over de lenzenformule wel! Dank daarvoor!!!

"(min want beeld en voorwerp zitten aan dezelfde kant van de bril)."

Verder is het gewoon algebra:

1/f = 1/v + 1/b
0,75 = 1/0,5 + 1/b = 2 + 1/b
1/b = 0,75 - 2 = -1,25 
b = - 1/1,25 = -0,80 m