U-vormige buis

Roos stelde deze vraag op 22 januari 2020 om 16:40.
Hoi,
Voor natuurkunde zijn wij aan het modelleren in Coach. Mijn model is een u-vormige buis waarin water heen en weer gaat. Nu heb ik 2 grafieken, een met de snelheid en de ander met Hoogte1 en Hoogte2 (de hoogte van het water aan de ene kant van de buis en aan de andere kant van de buis)


Alleen nu gaat hij nog heel lang door op dezelfde snelheid, dus er moet nog een schuifweerstand van het water op de buis .

Hoe zou ik deze kunnen invoegen?

Groetjes,

Roos

Reacties

Theo de Klerk op 22 januari 2020 om 17:43
Je hebt een harmonisch bewegende kolom water gemeten/gemodelleerd. De linkerkant beweegt naar beneden, de rechterkant omhoog en daarna weer andersom. Eenmaal in beweging gebracht (misschien door aan een kant even te blazen of met een zuiger te duwen op de waterkolom) blijft de kolom eindeloos bewegen. Net als een ideale veer.

Maar in werkelijkheid is er na de eenmalige "aanduwkracht" telkens een afremkracht (wrijving) van water met de buis. Daardoor gaat energie "verloren" (weggegeven door het water aan de wand) en zal de kolom dempen en uiteindelijk tot stilstand komen.
Je zult in je model dus een veerbeweging moeten modelleren (verschil in zwaarte-energie tussen beide verschillend hoge waterkolommen, omzetten in kinetische energie door de snelheid die ontstaat) en daar de wrijvingskracht die tegengesteld werkt en de snelheid doet afnemen (F = Fzw - Fwrijv  en a = F/m ) bij moeten toevoegen.
Roos op 22 januari 2020 om 19:11
Heel erg bedankt voor uw reactie! Ik begrijp "verschil in zwaarte-energie tussen beide verschillend hoge waterkolommen, omzetten in kinetische energie door de snelheid die ontstaat" niet helemaal. Hoe zou ik dit kunnen omzetten in een formule? 
Theo de Klerk op 22 januari 2020 om 19:34
Als het goed is heb je dit al gedaan gezien je grafiek-resultaten. Tenzij je in het model een sinusfunctie gestopt hebt: dan heb je niks gemodelleerd en het antwoord al in het model gestopt.

Je kunt het (misschien beter en makkelijker) als verschilkracht zien tussen het teveel aan massa in de ene buis en te weinig in de andere. En daarmee een verschil in zwaartekracht.

Bij evenwicht is de hoogte in beide U-poten gelijk. Als er een niveauverschil tussen beide bestaat van  h meter, dan is het massaverschil in beide buizen ρAh (dichtheid x oppervlak buis x hoogteverschil). Met gelijke ρ en A zal het massaverschil evenredig zijn met h. En dus het verschil in (zwaartekracht) ook:  F ∝ h 
En daarmee lijkt het op een veer ( F = Cu).

De (resulterende) kracht waarmee de hoogst gevulde buis naar beneden drukt is F = ρAh.g en die neemt af als het hoogsteverschil h afneemt. De versnelling (F/m) blijft dezelfde: de zwaartekrachtsversnelling g. 
De snelheid begint met 0 m/s en neemt dan toe: dv = g dt en dus wordt v = vvorig + dv  En daaruit volgt de afgelegde weg: u = uvorig + du  (met du = v dt)
Als er nu een terugkoppeling is (zoals meestal bij wrijvingen) tussen snelheid en wrijving, dan kun je de resulterende kracht Fzw,res laten afnemen met Fwrijv zodat de versnelling niet g is maar kleiner wordt dan g  (bijv. Fwrijv  = kv2 zodat  Fres = Fzw,res - Fwrijv = ρAhg - kv2 en ares = Fres/(ρAh) waarbij ares varieert tussen 0 en g terwijl de waterkolom op en neer trilt)
Jaap op 01 januari 2021 om 21:14
Theo noteert: "De (resulterende) kracht waarmee de hoogst gevulde buis naar beneden drukt is F=ρAh.g en die neemt af als het hoogsteverschil h afneemt. De versnelling (F/m) blijft dezelfde: de zwaartekrachtsversnelling g".
De zin "De versnelling (F/m) blijft dezelfde: de zwaartekrachtsversnelling g" is onjuist.

De m in F/m is niet de massa ρ⋅A⋅h van het 'extra water' in de buis met het hoogste niveau, maar de totale massa van al het water dat versneld wordt. Dat wil zeggen m=ρ⋅A⋅L met ρ is de dichtheid, A is (het oppervlak van) de doorsnede van de buis en L is de totale buislengte die het water inneemt (links, rechts en in de bocht). Zodoende geldt a=Fres/m=ρ⋅A⋅h⋅g/(ρ⋅A⋅L)=(h/L)⋅g en dit is niet constant doordat het hoogteverschil h varieert.

Bij de harmonische trilling die het water zonder wrijving uitvoert, is de versnelling niet constant, maar recht evenredig met de uitwijking op het moment, afgezien van een minteken.
Met een constante versnelling g zouden we in een v,t-diagram een zaagtand-patroon zien: rechte lijnstukken met een steilheid ±g. Dat is niet het geval in het (correcte) v,t-diagram van Roos.
Jaap op 01 januari 2021 om 21:31
Roos wil een wrijvingskracht aan het model toevoegen, zodat de amplitude van de trilling gaandeweg kleiner wordt. Dat kan met het hieronder beschreven model. Aanname: (het oppervlak van) de doorsnede van de buis is overal even groot.

Eerst is een model gemaakt dat zonder wrijving Roos' grafieken reproduceert:
de waterhoogte h1 en h2 in het linker en rechter been van de U als functie van de tijd t;
de stroomsnelheid v als functie van de tijd.
Bij Roos zijn h1 en h2 in de eerste seconde niet afgebeeld.



Elk wateroppervlak voert een harmonische trilling uit: de grafiek van h1 en h2 heeft de vorm van een (verschoven) sinus. De terugdrijvende kracht, die het wateroppervlak terugdrijft naar de evenwichtsstand, is recht evenredig met de uitwijking uit de evenwichtsstand afgezien van een minteken. Zoals Theo vermeldt, ontstaat deze kracht door het hoogteverschil Δh=h1-h2 tussen de wateroppervlakken in de benen. Dit verschil zorgt voor extra druk en een nettokracht Fdruk op de gehele watermassa m, die in de U-vorm een buislengte L inneemt (water links, rechts en onderin samen).
Zonder wrijving bestaat de resulterende kracht Fres alleen uit Fdruk.

De stroming van het water zal in de praktijk turbulent zijn, met wervelingen. In dat geval is de wrijvingskracht die het water ondervindt, recht evenredig met het kwadraat van de stroomsnelheid v op het moment: Fw= -k⋅v2, zoals Theo heeft opgemerkt. Hierin is k een evenredigheidsconstante, die kan worden bepaald door het model te vergelijken met metingen. Het minteken geeft aan dat de wrijvingskracht tegengesteld gericht is aan de snelheid v.
In het model kunnen we niet gebruiken Fw= -k⋅v2, want dan is de wrijvingskracht altijd negatief en heeft hij altijd dezelfde richting. In het model gebruiken we Fw= -k⋅abs(v)⋅v
abs(v) is de absolute waarde van v, 'v zonder een eventueel minteken'.
abs(-5)=5 en abs(0)=0 en abs(5)=5
De rode v in Fw= -k⋅abs(v)⋅v houdt zijn teken plus of min. Voorbeelden:
als h1 toeneemt (het water in been 1 gaat omhoog), is v>0 →
abs(v)⋅v is 'plus maal plus is plus' en Fw<0 door -k, wrijvingskracht omlaag;
als h1 afneemt (het water in been 1 gaat omlaag), is v<0 →
abs(v)⋅v is 'plus maal min is min' en Fw>0, wrijvingskracht omhoog.
In plaats van Fres=Fdruk hebben we nu Fres=Fdruk+Fw in het model.

Met een aangenomen doorsnede=0,0003m2 (buisdiameter bijna 2cm inwendig) en k=0,9kg/m maakt het model het onderstaande diagram van h1 en h2 als functie van t. Met k=0 trilt het water zonder wrijving.
De lengte van de gehele watermassa volgt uit Roos' h,t-diagram: L=g⋅T2/(4⋅π2⋅Δhmax)=5m met g is de valversnelling, T de periode van de trilling en Δhmax het maximale hoogteverschil h1-h2.



De invloed van de wrijving is zichtbaar: de amplitude neemt gaandeweg af.
De wrijving heeft vrijwel geen invloed op  de periode van de trilling.
Met het model in de bijlage kan men nagaan of de valversnelling, de dichtheid, de lengte, de doorsnede en het aanvankelijke hoogteverschil invloed hebben op de trilling. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe is dat te verklaren?

Het tekstmodel in de volgende post is gemaakt met Coach 6.
Jaap op 27 januari 2021 om 15:20
De onderstaande bijlage is een tekstmodel van Coach 6
dat de beweging van het water in de U-vormige buis beschrijft.
Het model kan ook worden geopend met Coach 7.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft twintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)