snelheid, afgelegde weg en benodigde tijd

dj stelde deze vraag op 27 juni 2019 om 16:28.

 Fred gooit een bal tegen een muur aan. De bal stuitert terug en fred vangt hem na 1,7 seconde weer. De bal beweegt met een gemiddelde snelheid van 75km/h.
Bereken hoe ver fred van de muur afstaat.

kan iemand deze vraag voor mij uitleggen dus van welke stappen ik moet doen om op het antwoord te komen alvast bedankt

Reacties

Theo de Klerk op 27 juni 2019 om 17:11
Reken 75 km/h eens om naar m/s
Zonder allerlei bijverschijnselen moet de bal van Fred naar de muur (X meter) en terug (nog eens X meter). De bal legt 2 X meter af.

tijd = afstand / snelheid

Aan jou om dat uit te rekenen
dj op 27 juni 2019 om 17:22
v= 75km/h / 3,6= 20.8333333333
t= 1.7 seconde
20.8333333333 x 1.7= 35.4166666667
s= 35.4166666667 / 2= 17.7083333333
s= 17.7083333333 = 17.7
is dit zoals het moest
Jan van de Velde op 27 juni 2019 om 17:47

dj plaatste:

is dit zoals het moest
dag dj,

dat kan alleen nog wat netter genoteerd worden.
Overal correcte eenheden achter, vooral achter je eindantwoord, en de gebruikte formule noteren:

v= 75km/h / 3,6= 20,8333333333 m/s
t= 1,7 s
s = v ⋅ t = 20.8333333333 x 1,7= 35.4166666667 m
s= 35.4166666667 / 2= 17,7  m

Groet, Jan
dj op 27 juni 2019 om 17:59
heel erg bedankt Jan en Theo
Theo de Klerk op 27 juni 2019 om 18:06
En als we het "netjes" willen houden en niet een hele rekenmachine display opschrijven dan geeft 75 km/h = 20,8 m/s  (afgerond 21 - om door te rekenen zou ik 20,8 aanhouden - een van de "significantie" regels is dat als 2 cijfers gegeven zijn (zoals de 7 en 5 in 75), dan is het eindantwoord van een deling of vermenigvuldiging ook in 2 cijfers).
Met t = 1,7 s is dan s = vt = 20,8 x 1,7 = 35,4 m  (of afgerond 35).
Afstand tot de muur is de helft,  d = 35,4/2 = 17,7 m (en dat heb je dan wel weer afgerond!). Het antwoord zou 18 m moeten zijn als je netjes op 2 cijfers afrond.

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Noortje heeft negenentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Noortje nu over?

Antwoord: (vul een getal in)