MRI-scan

Stijn stelde deze vraag op 25 maart 2019 om 13:30.

Goedenmiddag, 
Ik begrijp iets niet van de MRI scan.. 
Volgens het boek: 
Een waterstofkern kan van de lage energietoestand overgaan in de hoge door een foton op te nemen. De frequentie waarbij dit gebeurt, noem je de resonantiefrequentie. 
Deze hangt af van de sterkte van het magnetisch veld en het soort weefsel. 

Ik begrijp niet waarom de resonantiefrequentie aan het weefsel kan liggen...

Een MRI-scan is gebaseerd op de eigenschappen van waterstofkernen in een magnetisch veld. Elke waterstofkern in een weefsel heeft gewoon dezelfde resonantiefrequentie lijkt me....

want.. stel dat we met de RF-spoel één bepaalde frequentie uitzenden betekent dat sommige weefsels er dus niet op reageren omdat die resonantiefrequentie in dat weefsel op de protonen anders is..?!
Komt het doordat bepaalde weefsels een hogere dichtheid of iets hebben, en dat de radiogolven daar moeilijker doorheen komen? Kunt u me bij deze vragen helpen? 

Mijn vraag is dus als het boek juist is dus,  waarom de resonantiefrequentie afhangt van het soort weefsel? 

en als dat wat het boek zegt waar is, dan is het een oplossing om freqeunties met een bandbreedte uit te zenden, zodat die weefsels  'met een andere fotonfrequentie' wel hun foton opnemen en later afgeven. 
Maar stel we doen het op die manier dan krijgen we dus varierende fotonpakketjes terug van de protonen, want zij vallen terug naar een lagere energietoestand. Worden de fotonpakketjes dan ook geanalyseerd door de computer en onder een bepaald weefsel gebracht? 


Vriendelijke groet,
Stijn 


Reacties

stijn op 25 maart 2019 om 15:02


Maar stel we doen het op die manier dan krijgen we dus varierende fotonpakketjes terug van de protonen, want zij vallen terug naar een lagere energietoestand. Worden de fotonpakketjes dan ook geanalyseerd door de computer en onder een bepaald weefsel gebracht? 

Ik denk al dat ik weet wat mijn denkfout hier was... namelijk dat er helemaal geen 'varierende fotonpakketjes' terugkomen. Elk waterstofkern reageert op een vaste fotonfrequentie. Het maakt niet uit (niet overdrijven) welke radiofrequentie op een lichaamsdeel zet, de fotonfrequentie die je terugkrijgt blijft die van de waterstofkern en dus steeds met een vast fotonenergie. 
Wat geanalyseerd word is vervolgens de intensiteit van deze die foton energie in het onderzochte gebied en zo wordt een beeld gemaakt, van waar de intensiteit hoog is en waar laag.


Ik begrijp iets niet van de MRI scan.. 
Volgens het boek: 
Een waterstofkern kan van de lage energietoestand overgaan in de hoge door een foton op te nemen. De frequentie waarbij dit gebeurt, noem je de resonantiefrequentie. 
Deze hangt af van de sterkte van het magnetisch veld en het soort weefsel. 

Ik begrijp niet waarom de resonantiefrequentie aan het weefsel kan liggen...

Een MRI-scan is gebaseerd op de eigenschappen van waterstofkernen in een magnetisch veld. Elke waterstofkern in een weefsel heeft gewoon dezelfde resonantiefrequentie lijkt me....

want.. stel dat we met de RF-spoel één bepaalde frequentie uitzenden betekent dat sommige weefsels er dus niet op reageren omdat die resonantiefrequentie in dat weefsel op de protonen anders is..?!
Komt het doordat bepaalde weefsels een hogere dichtheid of iets hebben, en dat de radiogolven daar moeilijker doorheen komen? Kunt u me bij deze vragen helpen? 

Mijn vraag is dus als het boek juist is dus,  waarom de resonantiefrequentie afhangt van het soort weefsel? 

Hier ben ik tot de conclusie dat weefsels uit atomen bestaan en dus ook elektronen, de radiogolven met als die waterstofkernen te bereiken, hebben het hier iets moeilijker omdat de waterstofkernen in een bepaald weefsels hebben met andere atomen die elektronen bevatten dat het moeilijker wordt om de kernen te bereiken en dus een hogere resonantiefrequentie nodig is.
En dus heeft het boek wél gelijk. 


Ik heb wat weinig geduld met dit soort vragen dus heb ik zelf ondertussen wat verdergezocht naar antwoorden.
Heb ik het zo goed? 

Vriendelijke groet,
Stijn 

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft eenentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)