je moet nog even nadenken: als een stroom zich splitst in een knooppunt dan verdeelt I1 zich over I2 en I3. daarmee is I1=I2+I3 maar niet samen nul. Draai je de richting van I2 en I3 om, dan geldt wel dat stroom niet uit niks komt: in=uit, I1+(-I2)+(-I3)=0

Zo is ook I4+I6= I7=I1 (er verdwijnt geen stroom in een batterij)

Kijk bij elk van de knooppunten en daar geldt dat stroom erin = stroom eruit. Er blijft niets in zo'n knooppunt achter.

In de I4 tak ben je een weerstand kwijt

Kijk je naar spanningen dan tel je gaande van een - naar een + de spanning op (bijv na 1,5 V batterij) en bij spanningsval over een weerstand (bijv 1 V) trek je die eraf: voor de weerstand is de spanning 1,5 V door die batterij, na de weerstand is de spanning 1 V lager: nog maar 1,5 - 1 = 0,5 V . Verderop zal uiteindelijk nog eens 0,5 V afnemen zodat de netto kring 0V omvat: evenveel erbij als eraf.
Hierbij moet je wel kijken naar de stroomrichting. De spanning neemt af over een weerstand in de richting van de stroom (U=IR). Hij neemt echter toe als je tegen de stroomrichting ingaat (U=-IR). Ook de I1 gaat van + naar - pool van de batterij (anders dan "normaal") en daarmee daalt de spanning van rechts naar links over de batterij met -10 V

Zo zal bij de kruispunten moeten gelden:
K1: I1=I2+I3
K2: I3=I4+I5
K3: I6=I2+I5
K4: I7=I1=I6+I4