dag Veronika,

het is heel lastig daar een zinnig antwoord op te geven, omdat we geen idee hebben van het niveau waarop je momenteel bezig bent, en hoe jouw methode of docent de stof behandelt (d.w.z. waar ze de nadruk leggen) . Maar vooral: omdat we jou niet kennen. 

Belangrijkste is eigenlijk: Waarom mislukten deze toetsen? Waarop was het in je voorbereiding voor die toetsen mis gegaan? Wat herinner je je van de bespreking van de toetsen waarop je klaarblijkelijk niet zo best scoorde? Waar liet je de punten liggen?

• Op de leervragen? (bijv: noem twee voordelen en twee nadelen van keramiek) 
• Op de redeneervragen ?(bijv: voor een feestje op een ijsbaan bij -8°C wil Jaap ballonnen vullen. -en dan komt er een tabel met een twintigtal stoffen en hun smelt- en kookpunten-. Noem drie stoffen die Jaap zou kunnen gebruiken . En dan moet jij redeneren dat je ballonnen vult met een gas, en dat jaap dus op stoffen nodig heeft die bij -8°C gasvormig zijn, en dus dat je in die tabel op zoek moet naar drie stoffen met een kookpunt lager dan -8°C.)
• Op de rekenvragen?
• enz

hierop ga je online dus helaas weinig goede antwoorden vinden. 
En bij gebrek aan iemand die eens naast je kan gaan zitten om eens uit te vogelen waar jouw zwakke punten in deze domeinen zitten, is er maar één advies: maak gewoon èlke oefening uit je werkboeken opnieuw, en wees heel kritisch op je werk als je je antwoorden vergelijkt met het bijbehorend uiitwerkingenboekje. 

En als er dan vragen tussen zitten waarvan je ook na het bekijken van het uitwerkingenboekje niet zegt "oh ja, natuurlijk", dan kun je zonodig eens met zo'n vraag hierheen komen. Gewoon de vraag letterlijk overtypen, liefst met bijbehorende afbeeldingen als die er zijn, en ons vertellen wat je daar nou eigenlijk niet van snapt. 

Groet, Jan

Beste Jan,
Ik zit in vwo 5 en wij gebruiken momenteel
het boek ‘overal natuurkunde’. Ik heb na het inzien van mijn toets voor mezelf opgeschreven wat er fout is gegaan. Het kwam er op neer dat ik vaak wel goed begon, maar niet wist hoe ik verder moest en het maar doorkraste en zo in tijdnood kwam.Ook liet ik bij sommige opgaven kleine dingen achterwege die wel belangrijk waren, maar die ik gewoonweg niet kon bedenken. Hoe zou ik dit dan het beste aan kunnen pakken op mijn volgende toets en nog een andere vraag : hoe moet ik opgaven waarbij ik met Kirchhoff moet werken aanpakken?
Gr. 

P.s: opgaven waar ik punten bij verloren had omdat ik het doorkraste waren o.a. Opgaven waar je een raaklijn moest tekenen of iets moest aflezen uit de grafiek of tekst. 

Misschien vind je wat tips in https://nl.m.wikihow.com/Goed-worden-in-natuurkunde

Daarnaast vond ik in een oude "Oxford Physics Revision" guide (in het Engels) nog een aantal tips. 

In methode "Pulsar" vwo 6 staat in hfd 21 ook een manier hoe je op een examen voor te bereiden.
Methode "Overal Natuurkunde" heeft voor vwo 6 een handig hoofdstuk 16 waar alle examendomeinen nog eens worden samengevat (en examenopgaven erbij)
"Systematische Natuurkunde" heeft dit allemaal niet.

Er was ooit een Examen Survival Gids in de reeks van de "Examenbundels" van Thieme-Meulenhoff met tips voor repetities, PWS en examens. Ik geloof niet meer dat die uitgegeven wordt.

heb je een voorbeeld? Want ik zie zou gauw niet wat je bedoelt.Ook nu weer: kom eens met zo'n soort opgave die je zou moeten beheersen? Want, om het zo maar eens te zeggen, er is Kirchhoff en Kirchhoff. Bij niet te ingewikkelde schakelingen kom je er al heel snel met een beetje logica en de wet van ohm. 

Idem voor een vraag met zo'n raaklijn.

open gewoon voor elke aparte vraag een aparte topic, dan gaan er geen discussies door elkaar lopen.

Beste Jan, 
in de bijlage heb ik een opdracht toegevoegd die ik niet begrijp. Deze gaat over het toepassen van kirchoff om een verklaring te geven. Hierin vind ik het moeilijk om te redeneren en weet ik niet goed waar ik moet beginnen. 

Je moet doorzien dat er een parallelle schakeling is (2 zelfs) waarbij de meter in serie staat met de ene of de andere weerstand.



Algemeen:
1) Stroom loopt alleen bij een potentiaalverschil (spanning)

Kirchhoff:
2) Spanningen in een gesloten circuit zijn samen nul.
Hier te interpreteren als:  hoe ik ook van de batterij door de weerstanden heen ga terug naar de batterij: de spanning erbij in de batterij valt af door de weerstanden. Dat geldt voor circuit R1-meter-R4, R3-meter-R2, R1-R2, R3-R4.

Uit 1) volgt dat bij waarde 350Ω van R1 er geen stroom door de meter loopt. Dus is de spanning in A en B gelijk.

3) Stoom verdeelt zich over takken of telt op bij samenkomst van takken. Er ontstaat geen stroom en en verdwijnt geen stroom.

Uit 1) volgt dat bij hogere waarde R1 wel een stroom door de meter loopt. Hogere waarde R1 geeft minder stroom door R1 en meer door R3. Meer stroom door R3 geeft hogere spanningsval (U=IR) zodat in B de resterende spanning lager is. 

Zo verder denkend, wat zou je als antwoord beredeneren?