Dag Niels,

Bepaling van de hellingshoek via de sinus lijkt me een prima methode. Met een liniaal of schuifmaat kun je redelijk nauwkeurig meten hoeveel het begin van de helling hoger is dan het einde. Dat noemen we H. Met een liniaal of rolmaat kun je de lengte L van dat zelfde stuk helling meten. H/L is de waarde van de sinus. De gezochte hoek is de boogsinus van H/L.

Als je de helling in procenten nodig hebt, zoals je die ook ziet staan op verkeersborden in de bergen:


^{(bron: http://www.hhofstede.nl/modules/soscastoa.htm )}

dan neem je de verticale afstand h gedeeld door de horizontale afstand x, (en dus eigenlijk de tangens van de hellingshoek) en dat keer 100% .

die gevaarlijke helling uit de afbeelding hierboven stijgt dus 22 m op elke 100 kaartmeters. Om 22 m hoger te komen zul je echter wel 102,4 m moeten fietsen (de lengte van die schuine zijde).

Waarom zou deze methode niet nauwkeurig genoeg zijn?

Succes met je opdracht,
Jaap Koole