Hoek van een verticaal bewegende zweefmolen (vwo eindexamen 2012 opgave 8)

Catherine stelde deze vraag op 07 mei 2013 om 18:11.

Deze vraag gaat over een zweefmolen. 

Tijdens het draaien beweegt een zweefmolen omhoog. Als hij de maximale hoogte bereikt heeft, blijft hij daar een tijdje ronddraaien en daarna beweegt hij naar beneden. 

 het (v,t)-diagram van deze verticale beweging:

Als de zweefmolen niet verticaal beweegt, is de hoek t.o.v. de verticaal gelijk aan 40 graden. 

Bij de verticale beweging naar boven en beneden is die hoek niet altijd gelijk aan 40 graden. Dit is niet het gevolg van de verticale wrijvingskracht. 

De opgave is om het verloop van de hoek tijdens de verticale beweging omhoog en omlaag te maken. De officiële uitwerking staat onder het (v,t)-diagram in de bijlage. 

Ik begrijp niet hoe het kan de de hoek kleiner wordt bij een versnelde beweging omhoog en groter wordt bij een vertraagde beweging omhoog. Alvast bedankt!

Reacties

Theo op 07 mei 2013 om 19:21

We hebben het hier over eindexamen vwo 2012 opgave 8 (na te zoeken op www.examenblad.nl)

> Bij de verticale beweging naar boven en beneden is die hoek niet altijd gelijk aan 40 graden. Dit is niethet gevolg van de verticale wrijvingskracht.

 Met "Zweefmolen" bedoel je de stoeltjes aan de kettingen van de zweefmolen. De molen zelf blijft op zijn plaats - draait alleen rond.

Naar mate de draaiing sneller is is de lineaire snelheid v ook groter. Daarmee de centripetale versnelling a = v2/r ook. Dus ook de kracht horizontaal (richting midden van de zweefmolen). Die kracht wordt doorgegeven via de kettingen.

Bekijk eens hoe de (span)kracht van de kettingen aan de stoeltjes ontleed kan worden in een horizontale (=centripetale) krachtcomponent en vertikale (die door de zwaartekracht weer wordt gecompenseerd. En als de draaimolenarm met stoeltjes zelf ook omhoog beweegt dan is er een additionele opwaartse kracht die je moet aftrekken van de zwaartekracht)

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft zesentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)