Wiskunde B, Of toch A?

Thijs stelde deze vraag op 26 januari 2018 om 20:44.

 Hallo, ik zit nu in de 3de van HAVO en vindt natuurkunde en scheikunde onzettend leuk en interresant.. Maar ik heb gehoord dat je met Natuurkunde het beste ook gelijk Wiskunde B kunt kiezen. Maar is dit niet te moeilijk? En wat kan ik verwachten?
Even voor de duidelijkheid ik sta nu voor wiskunde een 6,9; stond een 8 maar haalde voor een opdracht een 5,2.

Is het slim om nu al echt intensief met wiskunde bezig te gaan? Gewoon elke dag even oefenen? 

Mvg, Thijs 

Reacties

Theo de Klerk op 26 januari 2018 om 21:10
Natuurkunde heeft veel meer met wiskunde B gemeen dan A.
Mijn ervaring is dat leerlingen met wiskunde A natuurkunde of heel moeilijk beginnen te vinden of alsnog naast wiskunde A privé toch wiskunde B zaken te gaan bij-leren (omdat ze hun natuurkunde willen snappen/uitrekenen waarbij B-zaken nodig zijn).

Ik zou voor wiskunde B gaan (sommige scholen staan NT profiel niet toe met wiskunde A) omdat je bij natuurkunde toch op een of andere manier een hoeveelheid wiskunde B moet eigen maken. Dan kun je het maar beter meteen als vak kiezen. En als je (gemiddeld) een 8 stond maar nu een dip hebt door een slecht cijfer tussendoor, dan zou ik me ook niet laten ontmoedigen.

Maar wiskunde A mag wel bij de meeste scholen voor een NT profiel.
Trouwens... wiskunde A is niet makkelijker dan B, het is heel anders dan B.
A gaat meer uit van de realiteit en wat je daarmee kunt doen (kans uitrekenen bijv).  B is abstracter en eist meer abstract denken en analyseren - dat heeft het soms met natuurkunde gemeen.
Jan van de Velde op 26 januari 2018 om 22:58
Maar ben je van plan om door te gaan met een vervolgopleiding in een technische/natuurkundige richting, neem er dan beter nu gelijk wiskunde B bij. Anders loop je daar t.z.t. geheid op vast.
Thijs op 28 januari 2018 om 19:52
Jan, Ja misschien wel. Wil misschien paleontoloog worden of toch iets met sterrenkunde..!

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Clara heeft elf appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Clara nu over?

Antwoord: (vul een getal in)