Examenvraag Protonentherapie

Laura stelde deze vraag op 28 april 2015 om 10:58.

 Het is wellicht een eenvoudig probleempje waar ik mee zit.. Het gaat om de examenvraag 'Protonentherapie'. 

16)Welke beginenergie moeten de protonen hebben om opnieuw aan dezelfde eisen te voldoen? 

Ik dacht: De plaat met het bolletje wordt 10 cm naar links verplaatst. De maximale indringdiepte is dan 26-10=16 cm. Vervolgens heb ik afgelezen bij 16 cm in figuur 1 (grafiek) en kwam op een beginenergie van 120 MeV.

Het antwoord is echter 150 MeV en ik zou niet weten waarom. Kan iemand mij toevallig hierbij helpen?
Alvast bedankt!

Reacties

Laura op 28 april 2015 om 11:01

Trouwens wel even handig: 

Protonentherapie (VWO(12), 2010-2, opg 4)

http://www.natuurkunde.nl/artikelen/view.do?supportId=941530

Jan van de Velde op 28 april 2015 om 11:23

Laura plaatste:

Trouwens wel even handig: 

Da's wel handig ja :) , zo'n zoekerij anders.... 

Je interpreteert het probleem verkeerd. de protonen mogen nu maar 16 cm meer doordringen. 
dus 16 cm vóór het plaatje mogen die protonen nog net voldoende energie hebben om die 16 cm te halen.
Kijk in de grafiek 16 cm vóór het plaatje, en zie dat die 200MeV protonen op 10 cm diepte 150 MeV over hebben en met die energie de overige  16 cm halen. 

Of schuif heel de grafiek 10 cm op:

150 MeV dus. 


of ook zo (even de schalen opgeschoven):


Want het maakt natuurlijk niks uit of je protonen met 150 MeV energie door 16 cm water laat gaan, of protonen van 200 MeV eerst middels 10 cm water afremt tot 150 MeV en dán nog 16 cm laat afleggen. Wat zo'n proton meemaakte voordat jij zijn energie meet staat er niet met een etiketje op.....

Groet, Jan
Jan van de Velde op 28 april 2015 om 11:27
lees op vergelijkbare wijze af dat als je wil dat de protonen maar 1 cm doordringen de beginenergie hoogstens ca 35 MeV mag zijn....
Laura op 28 april 2015 om 15:20

Helemaal Top! Ik snap het dankzij uw uitleg.

Heel erg bedankt!! :)

Plaats een reactie

+ Bijlage

Bevestig dat je geen robot bent door de volgende vraag te beantwoorden.

Roos heeft zesentwintig appels. Ze eet er eentje op. Hoeveel appels heeft Roos nu over?

Antwoord: (vul een getal in)