Hans E. Roosendaal

Onderwerp: Overige onderwerpen

Hoogleraar en bestuurder

Hij begon in de atoom- en molecuulfysica, eerst in Amsterdam, toen in het Duitse Bielefeld. Kwam bij de wetenschappelijke uitgeverij Elsevier terecht, en vandaar aan de Universiteit Twente, als hoogleraar en als bestuurder. Nu niet meer in de natuurkunde, maar in de bedrijfskunde. Hans Roosendaal werkt nog wel voor de natuurkunde, als voorzitter van de Stichting natuurkunde.nl.
Analyseren en conceptualiseren, dat heeft hij als natuurkundige geleerd. En dat heeft hem geen windeieren gelegd.

Concreet en conceptueel

Meneer Roosendaal, stelt u zich om te beginnen eens voor: wie bent u en wat doet u nu?

Ik ben Hans Roosendaal. Ik werk nu als hoogleraar Wetenschappelijke informatie aan de faculteit Bedrijfskunde, bestuurskunde en technologie aan de Universiteit Twente. Daar heb ik ook een deelaanstelling als hoogleraar bij Computer Science.

U heeft natuurkunde gestudeerd. Waarom heeft u destijds juist voor natuurkunde gekozen?

Aan het einde van mijn middelbare-schoolperiode twijfelde ik tussen drie verschillende richtingen: filosofie, natuurkunde en oosterse talen. Oosterse talen viel als eerste af.
Ik heb uiteindelijk voor natuurkunde gekozen, omdat het concrete en conceptuele aspect ervan mij aansprak, voor zover dat op de middelbare school aanwezig was dan. In het laatste jaar op het gymnasium kwam ik in aanraking met de atoomtheorie en quantummechanica. Het filosofische aspect van deze Moderne natuurkunde, zoals dat toen werd genoemd, sprak mij heel erg aan. Heel anders dan versnellingen, Newton, Ohm en dat soort gedoe. Dat vond ik allemaal een beetje droog en mechanisch.
Waarom ik dan toch geen filosofie ben gaan doen? Natuurkunde is praktischer. Bovendien was de reputatie ervan in de jaren ’60 hoog. Natuurkunde had een goed imago en gaf het idee dat je er iets mee kon.

Van Amsterdam naar Bielefeld

Ondanks het feit dat u natuurkunde heeft gestudeerd, bent u in een heel andere hoek terechtgekomen. In een heleboel andere hoeken zelfs, als ik het goed begrepen heb. Wat voor werk heeft u na uw studie allemaal gedaan en hoe bent u daarin terechtgekomen?

Nadat ik mijn kandidaats in ’68 heb gehaald, ben ik naar het FOM Instituut voor Atoom- en Molecuulfysica in Amsterdam gegaan om daar in ’71 af te studeren. Ik vond dat een erg plezierige werkomgeving: ik draaide als student hele dagen in het laboratorium mee en deed daar onderzoek. Ik ben daar in 1974 ook gepromoveerd. De destijds vrij nieuwe universiteit in Bielefeld (Duitsland) was de volgende plek waar ik terechtkwam. Net als bij het FOM was mijn werkgebied Particle Solid Interactions. Daar heb ik negen jaar fundamenteel onderzoek gedaan en daarnaast had ik een onderwijstaak. Zo heb ik colleges gegeven en heb ik het eerstejaars practicum opgebouwd en geleid. Dat was een interessante ervaring.

Elsevier en Twente

Toen wij in ’83 in Bielefeld een internationale conferentie organiseerden, kwam ik voor het uitgeven van het conferentieverslag in contact met de wetenschappelijke uitgeverij Elsevier in Amsterdam. In een gesprek kwam naar voren dat het aanbod van Elsevier meer aan de actualiteit gerelateerd moest worden. Er begon toen veel nieuw onderzoek op het gebied van materiaalkunde op atomaire schaal. Men vroeg mij toen, een rapport te schrijven over een verandering van het programma. Dat heb ik gedaan en Elsevier toonde interesse. Ze vroegen mij of ik dit plan zelf uit zou willen voeren. Zodoende ben ik bij Elsevier terechtgekomen. Ik ben er uitgever geworden en later heb ik binnen het bedrijf nog andere managementposities bekleed. In ’89 werd ik er directeur marketing en in de jaren ’90 was ik medeverantwoordelijk voor bedrijfsstrategie en bedrijfsovernames: de complicaties van de omslag naar digitale informatievoorziening en de overnames van bedrijven. Samen met een groep hield ik mij daar bezig met wat de waarde van een bedrijf na acquisitie en integratie zou zijn. Aanvankelijk ging dat alleen om andere uitgeverijen, later verschoof dat steeds meer naar databanken.

In 1998 kwam ik in gesprek met de Universiteit Twente. Bij Elsevier hield ik mij bezig met de strategie voor de toekomst. In Twente hield men zich bezig met de methoden en technieken van sociaal-wetenschappelijk onderzoek en daar hadden we bij Elsevier behoefte aan. Daarbij kwam het gesprek toen ook op de ontwikkeling van wetenschappelijke informatievoorziening aan de universiteit zelf en er waren plannen om deze te reorganiseren. Daartoe werd een nieuwe positie gecreëerd: directeur wetenschappelijke informatievoorziening. Ik was toen een jaar of 50. Het werd naar mijn idee dus wel eens tijd om iets anders te gaan doen. Ik solliciteerde naar de baan en werd aangenomen. Ik ben in Twente ook lid geweest van het College van Bestuur. Daarna ben ik hoogleraar geworden. Deze functie heb ik op het moment nog steeds.

Conceptueel denken en analyseren

U heeft in uw leven dus al vele soorten werk gedaan, waarvan veel vrij ver van de natuurkunde verwijderd. Heeft u hierbij nog voordelen of in het algemeen invloeden van uw natuurkundige achtergrond gemerkt?

In de natuurkunde heb ik geleerd goed conceptueel te denken. Een natuurkundige is erin getraind snel en grondig zaken te analyseren en in te schatten wat belangrijk is en wat niet. Dat heeft mij bij bijvoorbeeld bedrijfsovernames enorm geholpen.
Het analytische karakter van natuurkunde komt overal van pas. Natuurkunde oefent je in een levenshouding die breed toepasbaar is. Verder is het een sterk internationaal georiënteerd vakgebied. Je komt hierdoor veel met andere culturen in contact en die kennis heeft mij bij mijn werk als uitgever en in de wereld van universitair onderzoek en bestuur veel voordelen opgeleverd.
Ik vind het logisch dat je je verbreedt als je ouder wordt. Mijn natuurkundige achtergrond biedt mij daarbij veel ondersteuning.

Stel dat u geen natuurkunde zou hebben gestudeerd, maar bijvoorbeeld economie of bestuurskunde. Denkt u dat u dan anders met uw werk zou zijn omgegaan?

Als ik geen natuurkunde had gestudeerd, zou ik dat conceptuele en analytische in mindere mate hebben gevonden en zou ik daarin dus minder vaardigheid hebben gehad. Ik zou waarschijnlijk wel anders met mijn werk zijn omgegaan. Mijn natuurkundestudie heeft daarom zeker een meerwaarde voor mij gehad, de exacte aanpak heeft me geen windeieren gelegd. Het grote verschil tussen natuurkunde en sociale wetenschappen is dat in de natuurkunde de onderzoeksfilosofie een gegeven is. In de sociale wetenschappen is dat nog een onderwerp van discussie. Er zijn daar verschillende scholen.

Stel dat aan u, vóór het moment van uw studiekeuze, zou zijn verteld waar u allemaal terecht bent gekomen. Zou u uw keuze dan hebben herzien of aangepast? Kort samengevat: zijn er aspecten die u bij uw opleiding hebt gemist?

Het is natuurlijk lastig om te weten of ik in het verleden iets anders zou hebben gedaan met kennis van het heden. Maar ik denk dat natuurkunde een goede keus was. Wel heb ik mij later verdiept in filosofie en in het economische en managementaspect van mij werk. Achteraf denk ik dat ik dat eerder had moeten doen, al tijdens mijn natuurkundestudie
Ik denk zelfs dat elke natuurkundestudent baat zou hebben bij een onderdeel bedrijfskundige informatie in de opleiding. Waar kom je na die studie immers terecht? Op een universiteit of in het bedrijfsleven. In beide gevallen kom je onherroepelijk wel in meer of mindere mate met managementtaken in aanraking. Natuurlijk leer je die vaardigheden wel op de werkvloer, maar enige ondersteuning in een vooraf gelegde basis zou nuttig zijn.

Populariteit van natuurkunde

Tot slot nog een heel andere vraag: natuurkunde is tegenwoordig niet razend populair als we de aanmeldingscijfers mogen geloven. Veel middelbare scholieren deinzen er voor terug. Wat is hierover uw mening?

Dat is precies waarom ik voorzitter ben van natuurkunde.nl (lacht). Ons doel is, een duurzame website in de lucht te houden om meer mensen naar de natuurkunde en exacte wetenschappen te trekken. We hebben ze nodig. Bovendien leveren ze een belangrijke culturele bijdrage. Onze maatschappij is immers sterk afhankelijk van technologie.
Exacte vakken lijden momenteel onder een negatief imago. Bovendien zijn ze economisch niet meer bijzonder aantrekkelijk. In de jaren ’60 was een ingenieur een boegbeeld. Nu is dat veranderd. Een serieus innovatiebeleid in Nederland moet hier aandacht aan geven. Dat geldt met name voor onze industrie. Bedrijven moeten eraan werken het imago en de status van deze opleidingen weer op te krikken. Ik ben daarover ook bezorgd. Door natuurkunde.nl probeer ik hieraan mijn steentje bij te dragen.

Een ander probleem is het Nederlands natuurkundeonderwijs op de middelbare scholen. Ik noem het ‘trechtervorming’: leerlingen krijgen voortdurend de kans om natuurkunde uit hun pakket te halen. Al heel vroeg in je leven word je voor de keuze gezet om geen natuurkunde te gaan doen. Ik vraag me af of dat zo bevorderlijk is. Het gebeurt bovendien op een tijdstip waarop het erg moeilijk is om hiervan de consequenties te overzien. Wanneer jongeren wat ouder zijn, gaan ze natuurkunde vaak weer veel interessanter vinden.