Parachute springen

Onderwerp: Kracht en beweging

havo/vwo, kracht, energie, 10 min

Opgave

Bij parachutespringen heet het gedeelte van de sprong waarbij de parachute nog dicht is de >vrije val=. Tijdens de vrije val ondervindt een parachutist een wrijvingskracht FW ten gevolge van de lucht, deze is te bepalen via FW = k * A * v2

Het (v,t)-diagram van de vrije val van een parachutespringer met massa 67 kg en een frontaal wrijvingsoppervlak 0,64 m2 zie je in de figuur.

a) Bepaal de evenredigheidsconstante k en geef de eenheid erbij.

Bij een tweede sprong probeert de parachutist de snelheid kleiner te maken door een groter wrijvingsoppervlak: A = 0,80 m2.

b) Schets in de figuur de grafiek die de snelheid bij de tweede sprong zo goed mogelijk weergeeft.
c) Bereken welk oppervlak de parachute minimaal moet hebben om de parachutist uiteindelijk met een verticale snelheid van 10 m / s te laten dalen.